414 Sommige leden meenden, dat alin. 2 en 3 een afzonderlijk artikel moeten uitmaken. De bepaling is geheel algemeen. Art. 6. Duidelijkheidshalve wenscht men te lezen in de 2de alin.: Het wordt onder de zelfde voorwaarden ter begraving enz. De redactie van het ontwerp laat het onzeker of openbare plechtigheid wel toegelaten is, wanneer hot lijk aan de verwanten overgegeven wordt. Art. 7. Do bevoegdheid, aan den rechter gegeven om eenzame opsluiting toe te passen, keurde men goed, maar men meende dat dan ook de gelegen heid tot eenzame opsluiting aanmerkelijk zou moeten vermeerderd worden, daar reeds nu voor door den burgerlijken rechter veroordeelden de bestaande cellulaire gevangenissen niet meer aan de behoefte voldoen. Art. 8. Hierboven ad art. 4 werd reeds opgemerkt, dat, nu art. 32 vervalt, alleen uit het speciale deel van het Crimineel Wetboek volgt, dat cassatie alleen op officieren toepasselijk is. Duidelijkheidshalve dient dit echter bij dit artikel te worden uitgedrukt. Art. 9. alin. 2. Nederlandsche. In art. 10 van de ontwerpen van 1867/68 en 4869/70 werd in het algemeen van ridderorden, enz. gesproken. Voor de wijziging geeft de Memorie van Toelichting geen motief. Is dus nu de bedoeling, dat het dragen van vreemde ridderorden en medailles, waartoe de machtiging is verkregen, geoorloofd blijft? Zoo ja, waarom? Art. 10, alin. 2. Voor militaire opsluiting moet hier gelezen worden: eenzame opsluiting; zie art. 7, alin. 5; maar ook de laatste alinea van art. 7 zal hier moeten bijgevoegd worden. Art. 12, alin. 3. De bedoeling is immers niet, dat alle rechten, aan vorige dienst ontleend of verbonden, verloren worden, maar dat de gevolgen niet langer duren dan de ontzegging zelve duurt? Zoo ja, dan kan er niet van verlies van rechten sprake zijn, alleen van schorsingmaar dan is de redactie niet juist. Art. 14. .Met verwijzing naar de schriftelijke gedachtenwisseling in het Voorloopig Verslag van 186869, hl. 4 ad art. 18 en in de Memorie van Beantwoording ibid. bl. 5 ad art. 13, vroeg men, hoe en waarbij de plaatsing in eene klasse van discipline is geregeld? Nog werd de meening geuit, dat het beter ware, den tijd, waarvoor de veroordeelde in eene klasse van discipline geplaatst wordt, niet bij het vonnis te bepalen, maar aan den commandant de bevoegdheid te geven, de geplaatsten, zoodra zij daarop aanspraak hebben, tot de klasse der ver beterden te doen overgaan en zoo doende des te eerder naar hun corps terug te zenden. In verband daarmede zou dan in het reglement bepaald moeten worden, dat hij, die gedurende een vol jaar geene blijken van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 335