433 van Gezondheid te Pa ja Kornbo tot den militairen commandant aldaar? De eerste is Kapitein, de tweede le Luitenant. Wat gezegd wordt over de geheime correspondentie, is o. i. juist; veel al wordt zelfs het schrijven van geheime brieven aan mindere militairen overgelaten. Schrijver dezes heeft zelfs eens een brief van zijn chef ont vangen, waarin o. a. het volgende voorkomt, „dat in den regel het overschrijven van geheime brieven, enz. wordt opgedragen aan één daartoe speciaal aangewezen geschikten schrijver, van wiens discretie de betrokken chef overtuigd is; dat dit gebruik steeds door hoogerhand wordt gevolgd, zelfs bij schrifturen van zeer teederen en geheel persoonlijken aard, gericht aan hoofdofficieren." Wordt dat werkelijk gedaan, dan eischt dit o. i. dringend verandering. Menigmaal toch wordt de inferieur in missives of notas van aanmerkingen van ongepastheid beschuldigd, maar wanneer is men ongepast? Toch niet als men bijv. antwoordt, dat eene bemer king minder juist is of wanneer men een ander gevoelen is toegedaan in eene of andere quaestie? De chef toch is evenmin onfeilbaar als de in ferieur en de meerdere behoeft toch niet per se gelijk te hebben, alléén omdat hij meerdere is? Onverdiende aanmerkingen of berispingen zijn onaangenaam en wat gebeurt er nu, wanneer de inferieur deze wederlegt? In negen van de tien gevallen wordt het hem kwalijk genomen en hij een doordrijver genoemd en al gebruikt men de zachtste termen, toch is men ongepast. Ook gebeurt het somwijlen, dat wanneer men overtuigend aantoont, dat de eene of andere bemerking onjuist is, de zaak, zoo als men dat noemt, eenvoudig wordt gedeponeerd. Wat beoogt men met de notas van bemerkingen? Wij hebben wel eens hooren beweren, dat zij in enkele gevallen bij de conduitebeoordeeling van invloed zouden zijn en ook dienst doen als bewijs van activiteit. Zeker is het, dat over het algemeen het streven schijnt te zijn om het grootst mogelijk aantal paragraphen te verkrijgen. Schrijver dezes werd eens eene administratieve inspectie opgedragen, waarbij gezegd werd: „minstens twee honderd paragrafen, hoor je!" Kotas van bemerkingen moeten de begane fouten aantoouen, met opgave van de veranderingen, welke zijn aangebracht en van de bepalingen, waarop ze gegrond ziju. Dit laatste is noodig en leerzaam, maar wordt helaas veelal achterwege gelatenBerispingen en vermaningen behooren daarin volstrekt niet voor te komen, vooral omdat zulke notas veelal worden opgesteld door mindere militairen of wel ondergeschikte officieren. Wat betreft de reclamestaten, ook wij zien het nut niet in der duplicaten, vooral niet, wanneer een register wordt aangehouden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 356