441 Volksvertegenwoordiging een blaam wordt geworpen op het beleid van (bij den Gouverneur-Generaal Loudon in ongenade gevallen) hoofdper sonen dier expeditie en die debatten eerlang voor iedereen bekend zullen zijn, eischt het gevoel van rechtvaardigheid en billijkheid, dat een Mi nister van Koloniën zijne pseudo-verzameling van stukken over het ont staan, de leiding en de staking der eerste Atjehsche expeditie volledig onder de oogen der Katie laat verschijnen, opdat ieder, op wien een blaam werd geworpen, in de gelegenheid kon worden gesteld, zich daarvan voor de eer van hem en zijne betrekking te zuiveren en de Natie, met de volledige verzameling stukken vóór zich, kon oordeelen. Dat ware eene edele daad geweest van den Minister Van Goldsteinniet wat hij nu ge daan heeft. Het wordt tijd, dat uit zóódanige verzameling volledig blijkt, dat niet de Gouverneur-Generaal Loudon door die hoofdpersonen is misleid ge worden, zoo als hij zelf en zijne bewonderaars het hebben doen voorko men, maar dat er bij dien „heetgebakerdenopperlandvoogd en zijne zenuwachtige en hartstochtelijke omgeving, door slecht lezen of opzettelijk verkeerd lezen, zelfmisleiding of misleiding van Opperbestuur en Natie heeft plaats gehad, door verminking van authentieke stukken. Waar een- Gouverneur-Generaal, zonder blikken en blozen, in strijd met de moraal van het Koninklijk besluit dd. 13 Januari 1854, No 64 durfde handelen en een gedienstigen adjudant een werk liet schrijven, gelijk het door een Minister van Koloniën als „pamphlet", d. i. als libel (1) gebrandmerkte boek Loudon en Atsjindaar eischte het rechtsgevoel niet alleen, dat die daad van een oud-Gouverneur-Generaal bestraft of althans, tot af schrikwekkend voorbeeld voor andere hooggeplaatste staatsdienaren, open lijk gedesavoueerd werd, maar ook, dat zij, die in dat boek op ééne lijn werden gesteld met landverraders, niet langer op recht behoefden te wachten dan volgens het staatsbelang noodig was. Door de publiceering van de hier aangekondigde officieele bescheiden heeft de Minister Van Goltstein het duidelijke bewijs geleverd, dat zoo danig belang niet meer bestaat. Waarom ontbreken dan in deze verza meling stukken, die tot rechtvaardiging bunnen dienen van alle personen, die tot dusverre gebukt gaan onder de schandelijke beschuldiging, dat zij, uit vrees voor hun leven en gebrek aan volharding, de regeering van den Gouverneur-Generaal Loudon misleid hebben? Waarom ontbreekt (1) Taalkundig heeft pamphlet zoo wel eene goede als slechte beteekenis. De Mi- nister Fransen van de Putte heeft natuurlijk de slechte bedoeld en het gerangschikt onder de „fameuse libellen."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 364