447 -
goed lezende, niet willen toestemmen, dat in die opstellen eene veel wij*
dere strekking ligt dan partijdigen daarin hebben willen zien? Wie moet
niet erkennen, dat de Generaal, zicli de moeite getroostende, die ex
peditie door middel van de officieele gegevens toe te lichten, er naar
gestreefd heeft, haar uit de bekrompen en hartstochtelijke polemiek van
den dag op ruimer en onpartijdiger, op het historisch gebied over te brengen.*
Yan daar de waardeering van den recensent van 's Generaals vóórlaat
ste brochure in dit tijdschrift. Yan daar zijne uit het hart gevloeide
ontboezeming, dat hier „een Hollandsch Generaal als verdediger optreedt
van verongelijkte Indische bevelhebbers." Dat was de weerklank dei-
dankbaarheid. Zij wilde het voetlicht doen schijnen op den verdienstelijken
strijder, voor dat hij zegevierende het tooneel verliet. Zij wilde het luide
verkondigen, dat die strijder een Hollandsch Generaal is, niet omdat men
van den Generaal Booms niet wist, dat hij Indiê steeds beschouwd heeft
als een deel van Nederlandhet Indische leger als een deel van het Ne
der landsche; dat hij steeds oog en oor heeft gehad ook voor Indische militaire
belangen men wist zelfs méér van hem. Men wist, dat hij ook is
opgekomen voor de verongelijking van het militair element in vreemde
staten, omdat zoodanige handelwijze bij mannen van zijne ontwikkeling
voortvloeit uit een gevoel van solidariteit, uit de gevestigde overtuiging,
dat de legers, met het oog op het maatschappelijk belang, in eere gehou
den moeten worden, dat zij meer waardeering verdienen dan hun gewoon
lijk ten deel valt en dat zij doorgaans niet de zondebokken zijn, waarvoor
de staatslieden hen telkens willen laten doorgaan, wanneer deze, .na jaren
lang alle waarschuwingen te hebben verzaakt, hunne berekeningen ten
slotte zien falen. Maar men wilde het verkondigen, „dat een oud-Minister
van Oorlog in Nederland met eene taaie volharding en een talent, als gold
het zijn eigen naam, voor het recht van Indische bevelhebbers pleit, waar
zijne Indische evenkniën tot dusverre zwegen", (f) Het „zwijgen van an
deren" was immers een der redenen, die den Generaal noopten, „op dit
3. Zie „De Nederlandsche Spectator, 1877, N° 4G.
4. K°'s 5 en 6 van „De Indische Gids," 1880.
5. N° 11 18S1-
Pag. 108 112, deel II, 1880.
Zie b. v. van den hooggeachten schrijver zijn „Précis des expeditions contre les
Princes de Bali, 1846 1849," en daarvan o. a. pag. 61.
(f) Pag. 654„ deel I, 1881 van dit tijdschrift.