455 van de militaire administratie." Zoodra toch de ruimte aan dien cursus beperkt is, zoo als men weet, of de bepalingen veroorloven, in verband met die ruimte, zelfs méér dan 3 officieren tot dien cursus toe te laten, beeft dit cijfer geene constante waarde; en daar het examen, voor alle officieren behalve die der Geneeskundige dienst opengesteld, vergelijkend is, zal bet weinig baten of men bij voorkeur administratieofficieren wil. Sedert September 1881 is er één kapitein van den Indischen Generalen staf leeraar aan den cursus voor algemeene krijgskundige studiën. „Het voornemen bestaat om, zoo noodig in overleg met dien leeraar, met wien of wie anders dan onvoorwaardelijk met hem in de allereerste plaats? „het leerplan voor de Indische officieren te herzien." Van een Indischen intendant, leeraar aan den cursus voor de intendanceschijnt nog geene sprake te zijn. Hopen wij voor de toekomst van de opleiding voor Indische staf- en intendanceofficieren intusschen bet beste. Wij doen het laatste ook ten aanzien van den Indischen Generalen staf, al wordt over deze belangrijke dienst in het verslag geen woord gerept. Mededeelzamer is de Minister omtrent de voorziening in dé behoefte aan militairen beneden den rang van officier. Sedert de indiening van bet vorige verslag is het aantal vreemdelingen onder bet Europeesch element van 50,1 tot 49,2°/0 gedaald. „Verschillende pogingen in de jongst ver- loopen jaren in het werk gesteld om bet Afrikaansch element in de ge lederen va<n bet Indische leger weder aan te vullen, hebben niet het ge- wenscbte gevolg gehad. De Regeering blijft echter werkzaam om zoo mogelijk de AfriJcaansche compagniën weder voltallig te maken, die sedert verleden jaar in Eurojpeesche compagniën zijn herschapen. De mededeelingen betreffende de bewapening van het leger mogen niet ongunstig worden genoemd. Op 1 Januari 1881 waren in Indie aanwe zig ruim 50000 B'èawmont-geweren en voor Java en Atjeh alleen een vooraad van lij- millioen scherpe patronen voor het Beaumont-geweer. „De vraag, in hoeverre het wenschelijk is, de in Nederland aan het achterlaadgeweer klein kaliber en aan de daarbij behoorende munitie aangebrachte veranderingen ook in Indië toe te passen, wordt nog over wogen". Maar lezen wij verder en dit vooral ter speculatie voor onze officieren en onderofficierenpatrouillecommandan ten en detachements commandanten bij transporten en convooion in Atjeli speciaal „het- is reeds gebleken, dat het niet wenschelijk is, voor Indie de pal aan die geweren af te schaffen. Vooral in de dicht begroeide Indische terreinen, waar patrouilles verplicht zijn met geladen geweer te marcheeren, wordt de pal zeer wenschelijk geacht". Kan wanneer dit zoo is de pal evenwel geene o. i.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 378