459 -
waardige vermeerdering van uitgaven verbonden is, „vermits het tevens
is gelukt, het geconserveerd vleesch, dat tot dusver ondershands werd
aangekocht, op veel billijker voorwaarden te verkrijgen. Dit gunstige
resultaat is te danken aan mondeling overleg van den hoofdintendant,
chef der militaire administratie, met den consul-generaal der Nederlanden
te Melbournewaarheen de genoemde hoofdofficier zich begaf met de
bepaalde opdracht om de aanschaffing van geconserveerd en gezouten
vleesch en van Australisch leder ten behoeve van het leger op afdoende
wijze voor de toekomst te regelen". Zou het rapport van den Hoofd
intendant niet geheel of gedeeltelijk gepubliceerd mogen worden
Yan den gezondheidstoestand van het leger wordt gezegd, dat die in 1880
„aanmerkelijk gunstiger was dan in de voorafgaande jaren. In verhouding tot
de legersterkte kwamen veel minder ziektegevallen voor, en de uitkomsten
der ziekenverpleging waren veel gunstiger". Yan de syphilis zwijgt het
verslag. Waarom? Fatsoenlijkheidshalve? Op die ziekte het blijkt maar al
te duidelijk uit de bijlage D van het verslag is de voorafgaande beschou
wing niet van toepassing. Die legerziekte neemt helaas toe. Zij is het, die aan
houdend een groot deel van het leger onslagvaardig houdt, ten nadeele van
oefening en weerbaarheid. Terwijl het aantal behandelden aan syphilispri-
maria in 1879: 8021 bedroeg, klom dit cijfer in 1880 tot 9650. Werden er
in 1879 aan syphilis secundaria 881 behandeld, in 1880 klom dit getal
tot 1125. Zoo werden dus is 1880 in toto aan venusziekten behandeld
10775, op eene legersterkte van 33149 man, d. i. dus ongeveer op 100
militairen 30. Waarlijk, het onderwerp, dat reeds onder den Generaal
Kroesen aan de orde werd gebracht: wering van de schadelijke gevolgen
der prostitutie in het Indische leger, verdient van de zijde van het Op
perbestuur méér aandacht dan daaraan in het verslag gewijd wordt. Men
lette er wel opde syphilis neemt, ook in het Indische leger, toe.
Omtrent de tucht in het leger meldt het, verslag, dat het aantal ver
oordeelde militairen afneemt, maar daarentegen het aantal 'gedegradeerde
militairen toeneemt. Brengt men het laatste in verband met de mede-
deeling, dat de bevolking van het Militair Huis van Arrest en de Straf-
detachementen ook verminderd is, dan zijn wij geneigd, het grooter aantal
degradatiën niet zoo zeer aan de slechte tucht als wel aan de onkunde
van ons kader toe te schrijven. Men wachte slechts de werking van eene
inrichting tot opleiding van kader af, om deze bewering aan de waarheid
te toetsen. Waarom is het verslag in dit opzicht altijd zoo onbeduidend?
Waarom niets vermeld omtrent al of niet toeneming van straffen op dronken
schapgoedverkoopen en wegloopen uit het garnizoen Kon men eene goede