470 (art. 250) door den garnizoensraad te doen verstrekken dan wel medicijnen aan den chef over de Geneeskundige dienst aan te vragen (art. 249), maar de eerstaanwezende officier van Gezondheid moet die aanvragen of verstrekkingen vooraf goedkeuren. Kan deze nu de noodzakelijkheid er van beoordeelen Verstrekt echter de garnizoensraad op grond van art. 250 de daarin genoemde geneesmiddelen, dan wor den tot autorisatie van die handeling zoo vele rapporten en adviezen vereischt, dat een ieder voor goed afgeschrikt is om ten tweeden male die uitgaven te doen. Vraagt men medicijnen aan op grond van art. 249, dan worden zij geweigerd als niet voorradig of om andere redenen. Wat nu ten slotte de africhting betreft, deze zou een afzonderlijk hoofdstuk kunnen vormenhet is echter mijn doel, slechts enkele punten daarvan te bespreken. Zij geschiedt over het algemeen veel te vlug. De gemiddelde tijd om een paard goed te oefenen, medegerekend den tijd om het op krachten te laten komen, is volgens mijn oordeel ruim een jaar. Vu en dan hoorde ik beweren, dat een Luitenant der Cavalerie te Batavia te langzaam was met het dresseeren dei- paarden. Persoonlijk kan ik hierover niet oordeelen, doch naar het geen ik uit goede bron vernam, vermeen ik. dat genoemd officier juist de ware methode toepaste, d i. in hoofdzaak nimmer van het jonge paard meer te vergen dan de bouw en de krachten het op dat oogenblik toelaten. Terwijl andere paarden in 0 a 8 maanden geoefend waren, werd daartoe te Batavia gemiddeld minstens de dubbele tijd of een jaar besteed. Volgens verklaringen van goede beoordeelaars, waren de paarden te Batavia uitmuntend gedresseerd en ditmaar niet eene vlugge africhting, moet hoofdzaak zijn. Door eene overhaaste oefening vergt men dikwerf veel te veel van het nog zwakke paard en maakt, men juist, dat dit zich verzet of leert verzetten. Goede, voor gewone ruiters te besturen paarden> maar geene. die doorgaan of wanorde in het gelid stichten, zijn noodzakelijk. Wel wordt door eene commissie bepaald of de paarden al dan niet voldoends geoefend zijn, maar dit middel is niet altijd goed werkende. Eene commissie kan in een oogenblik daarover niet voldoende oordeelen. Het komt mij daarom wenschelijk voor, dat elk paard door den

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 393