handeling van het jonge, zwakke paard, minder kleingeestigheid te
genover het afgerichte paai d van het veldescadron en minder onver
schilligheid omtrent de paarden bij de detachementen. Geen angst
meer, omdat een paard wat afvalt bij de reeds zoo geringe garni
zoensoefeningen. Is het niet tegen die exercitiën bestand, dan zal het
dit nog minder zijn tegen de dienst te velde, maar dan zal het ook,
door in de weide te loopen tot dat het weer dik is geworden, zich
niet leeren harden. Wat magerder, doch innerlijk krachtiger, niet
verwende of vertroetelde paarden, die zóó geoefend zijn om trapsge
wijze over te kunnen gaan tot den oorlogstoestand, aan zulke paarden
heeft de Cavalerie behoefteaan dikke, logge, ongeoefende, verwende
(luxe) paarden heeft het wapen niets.
Yoegt men bij het voorgaande eene langzame, maar zekere en uit
stekende africhting, volgens een goed voorschrift, eene beoordeeling
der geschiktheid, als aangegeven werd, dan zou het wapen, bij veel
minder kosten, omdat het aantal verliezen tot een minimum zal zijn
beperkt, wat de paarden betreft, met recht slagvaardig mogen ge
noemd worden.
Mochten de bereden officieren of paardenartsen met mij van gevoelen
verschillen, het zal mij aangenaam zijn, ook hun oordeel over deze
aangelegenheid te vernemen. Door deze voor de Cavalerie zoo ge
wichtige zaak van verschillende zijden te beschouwen, zal voorzeker
eene betere verpleging tot stand komen. Daartoe mede te werken,
was het doel van dit opstel.
W. F. Stoltenhoff,
lc Luitenant der Cavalerie.
Depok bij Soemedang20 Januari 1882.