30 slechts een ondergeschikt belang in. De macht, die aan het hoofd van het leger staat, voerde haar uit en de Regeering en het Opper, bestuur lieten sedert drie jaar die afwijking niet openlijk sanctioneeren. Wij hebben het recht te vragen, wie voor de stipte opvolging en gelijkmatige toepassing der bepalingen moeten waken, wie haar mogen iuterpreteeren en wie die interpretatie, daar waar het fundamenteele bepalingen geldt, geheim durven te houden. Wij beweren niet, dat de beproefde kapiteins allen Majoor ver dienden te worden, maar wij beweren, dat er sedert jaren en nog steeds officieren den majoorsrang verwierven, die dezen volgens de publieke opinie, niets meer verdienden. Wij beweren, dat de hoogste macht in den Staat, die hare attributen van den Staat ontvangt, in de eerste plaats geroepen is, voor eene gelijke en stipte opvolging dei- bepalingen te waken. Zij, die eerhiecl voor de wet eischt, moet toonen, zelf dien eerbied te hebben. Anders demoraliseert ze den Staat en schendt ze de tucht in het leger. Krijgstucht is geen servilisme. Dat de officieren van den tegen- woordigen tijd minder goede begrippen omtrent die tucht zouden hebben dan hunne voorgangers, nemen wij op het gezag van geen enkel „oud-officier" aan. Dat sommige oud-officieren hunne beschul digingen motiveerenanders zullen wij genoodzaakt zijn, mede te deelen, wat er in hun goeden ouden tijd gebeurde! Wij vreezen hun vonnis niet. AVillen zij zich zei ven en den tijd, waarin zij leefden, verheerlijken, dat is hunne zaak gaarne willen wij zelfs alleen het goede van dien tijd vermelden maar zij mogen niet optreden als rechters over hedendaagsche toestanden in het leger, die hun onbekend zijn. Wel hebben de tegenwoordige officieren minder eerbied voor hooge rangen dan hunne voorgangers, die, groot gebracht in het tijdperk van bloei der koloniale politiek, voor hooge betrekkingen, hooge au toriteiten en hooge gasten, niet altijd eerbiedmaar, door de gebrek kige bepalingen omtrent de rechten en plichten der ambtenaren en of ficieren, aan willekeur ten prooi, voornamelijk vrees gevoelden. Die tijd is gelukkig voorbij. Aan den eerbied voor den persoon worden niet de zelfde eischen gesteld als aan dien voor den rang. Dat is anti-krijgstuchtelijk zal wellicht een koor van „oud-hooge rangen"

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 41