502
waar te nemen. Daarop zullen wij in ons opstel nader terugkomen.
Dat onder zoodanige omstandigheden het moreel van vele Indische
officieren beduidend te wenschen overliet, ligt voor de hand, een
toestand, waarin eerst verbetering kon bespeurd worden, toen men
in Nederland wat meer broederlijk over het Indisch officierscorps
was gaan denken. Nog herinneren wij ons klaar, als een waar
contrast van al wat inmoreel en onbeschaafd was, onzen eersten
bataljonscommandant hij het Indische leger, den thans nog te Batavia
wonenden, gepensioneerden Majoor Timmermanshoe deze ons, nu
15 jaren geleden, verhaalde, dat hij ten j are 1848 te Batavia aan
gekomen zijnde, eene eerste visite hij zijn compagniescollega ging
afleggenvoorts hoe hij dien collega aantrof in slaapbroek en kabaai
gekleed, duchtig aan Bachus offerende, in gezelschap van 3 andeie
luitenants en 1 sergeant-majoor en hoe ten slotte van deze 4 luite
nants er binnen een jaar tijds 3 wegens wangedrag uit de dienst
ontslagen moesten worden. Aan wien echter de schuld, dat het toen
zóó in Indië gesteld was?
Na deze vluchtige schets, welke de lezers meer als inleiding gehe
ven te beschouwen, wenschen wij in het bijzonder te behandelen
het hedendaagsch detacheeren van officieren over en weer bij het
Indische en Nederlandsclie leger.
Zijn wij wel ingelicht, dan bestaat het detacheeren van officieien
van het Nederlandsclie bij het Indische leger, zonder dat te gelijk
het omgekeerde plaats vondreeds sedert vele tientallen jaien.
Eerst in het jaar 1871 vinden wij Koninklijke voorschriften uit
gevaardigd, waarbij van eene wederzijdsche detacheering gesproken
wordt en tevens bepaald is, dat de te detacheeren officieren zoo in
Nederland als in Indië in alle opzichten gunstig bekend moeten
staan. Wij cursiveeren deze laatste woorden met voordacht, omdat
het tot voor korten tijd van genoemd jaar nog al vaak gebeurde,
de goeden niet te na gesproken, dat de Minister van Oorlog of wil
men de corpschefs in Nederland een minder goed gesignaleerden officier
voor den tijd van 5 jaren naar den Oost-Indischen archipel wisten te
doen reizen. Gold het bij den eenen officier, om hem in Indië wat
minder moeilijk au niveau van zijne geschokte financien te biengen,