503 bij een ander om hem aan eene matrimoniale positie te helpen welke die zelfde chef in Nederland, niet wel geduld zoude hebben, bij een derde weder was het om eene minder gewenschte liaison tot gewelddadige ontknooping te brengen. Wij boekstaven het voor gaande waarlijk niet voor ons genoegen, doch het is daarom met te minder de waarheidwelke wij met aanhaling van namen zouden kunnen bezegelen. Nog eenmaal herhalen wij evenwel onze woor den van zoo even: de goeden niet te na gespróken, dewijl wij om streeks dien tijd gedetacheerde officieren in Indië hebben gekend en niet weinigen, op wie niet het minst was aan te merken, beschaafde, volijverige officieren, die de Indische kameraden met leedwezen zagen repatrieeren. De billijkheid legt ons de verplichting op, hier tevens te verklaren, dat in de laatst verloopen jaren ten deze gedurig verbetering is te bespeuren geweest. In 1871 was intusschen bepaald geworden, dat jaarlijks hoogstens acht subalterne officieren (waarvan 6 der Infanterie en 2 der Artil lerie) van beide legers over en weer zouden gedetacheerd kunnen worden en geen officier daarvoor in aanmerking zoude komen, wan neer hij niet in alle opzichten gunstig bekend stond. Yan toen af aan was dus in beginsel als het ware aangenomen, dat het Indisch leger, zij het dan ook voor slechts vijf jaren, niet langer gastvrijheid zoude behoeven te verleenen aan hen juist, die men m het Neder- landsche leger gaarne voor eenigen tijd wilde missen, terwijl om redenen van billijkheid ook aan den Indischen officier gelegenheid werd geschonken om op zijne beurt eens bij een ander leger gede tacheerd te worden. Wanneer wij nu achtereenvolgens de namen der Nederlandsche officieren de revue laten passeeren, die sedert het jaar 1871 bij het Indisch leger tijdelijk hebben gediend, dan ontmoe ten wij eene overgroote meerderheid van zeer geschikten, maar tot ons leedwezen toch nog enkelenwier detacheering aan recidive doet denken der Nederlandsche detacheeringsondeugden van weleer. Het is tot ons betoog niet noodig en het zoude bovendien hoogst verkeerd zijn, ons omtrent die enkelen nader uit te laten. Tegen personen strijden wij ook geenszins, wel tegen de zaak en ter wille van deze. Wij keuren echter af, dat b. v.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 428