31
zeggen. Neen, dat is liet niet. De officier mag denhen en zijne
gedachten mededeelen, mits hij daarmede blij ve binnen de perken der
ivet. Geene wetmisschen wel de traditie der koloniale politiek, ver
biedt hem, wanneerhij ziet, dat het leger, de krijgstucht, benadeeld
wordt, door minder goede toepassing van bepalingen of door oor
zaken van anderen aard, in het belang van het leger, de waarheid
te laten hooren. Zoo lang nu zich noemende „oud-officieren" de
bewijzen niet hebben of hij, die dat doet, werkelijk de waarheid
kan weten, moeten zij hunne wapenen tot verdachtmaking te huis
houden en tot ontzenuwing van die waarheid geene argumenten ge
bruiken als nu en dan te berde worden gebracht. Waarom zou dit
tijdschrift de plaats niet zijn, waarin ieder officier het recht heeft,
voor het recht van het leger op te komen, met beweringen, die hij
bewijzen kan? Of doet soms de courant, waarin zij hunne grieven
herhaaldelijk colporteeren, méér goed aan de krijgstucht?
Het Indische leger van den tegenwoordigen tijd heeft recht op de
eischen van den tegenwoordigen tijd. Alles moet daarmede in
harmonie worden gebracht. Dat is de moeilijke en veel omvattende
taak van het oogenblik. Wij moeten de vervulling van die taak zoo
gemakkelijk mogelijk maken, door hun, die er mede belast zijn, onze
medewerking te verleenen; niet door eeue polemiek te voeren, die
haar niet dienstig kan zijn en theoricn te verkondigen, die voor
hedendaagsche begrippen niet meer passen.
Yele bepalingen en voorschriften, op het leger betrekking hebben
de, zijn verouderd.
De instellingen van het leger zijn onvoldoende.
Beiden: en voorschriften en instellingen zijn vaak in strijd met
het hedendaagsche karakter van het leger en de eigenaardige toestanden,
waarin het thans verkeert. De opleiding van den officier laat veel te
wenschen over. Kadervorming en oefening van den troep hebben
nog altijd gebrekkig plaats, alles zoo als het in den goeden ouden
tijd gebeurde! Of het oude Indische kader zoo uitmuntend was,
betwijfelen wijen zoo is er nog veel meer uit dien tijd, dat we
onder benefice van inventaris aannemen.
Wij hebben sedert één geslacht niet zulk ecne harde les gehad
°n> het ken u zeiven in toepassing te zien gebracht worden. Is er