506 Met dat al acliten wij de wederzijdsche detacheering, op zich zelve beschouwd, bepaaldelijk in het belang van beide legers. Zal namelijk de officier van het Nerterlanclsche leger daardoor ge legenheid opdoen, met het practische oorlogsleven kennis te maken, zal hij door het bekleeden van verscheidene betrekkingen, vooral die van postcommandant, een schat van ervaring opdoen, welke hem niet anders dan ten goede zal komen, zal over het algemeen zijne persoonlijkheid door het vele nieuwe, waarin hij telkens verplaatst wordt, veel in zelfstandigheid kunnen winnen, aan den anderen kant zal de Indische officier in Nederland zijn voordeel kunnen doen met het bijwonen van kampen en najaarsmanoeuvres, het deelnemen aan cursussen in krijgs- en belegeringspel, aan Schietschool en Ge weerwinkel, zoomede het leeren rijdeu in cavaleriemaneges. Zijn wij alzoo ten volle overtuigd van het nut, dat eene goed geregelde en bestuurde wederzijdsche detacheering voor beide legers kan afwerpen, te gelijker tijd willen wij ver verwijderd blijven van den wensch, dat ooit tot verwezenlijking kome Generaal Knoop's denkbeeld om, onder het eenhoofdig beheer van den Minister van Oorlog, het Ne- derlandsche met het Indische leger te vereenigen. Bij eene zooda nige vereeniging toch zoude het Indisch officierscorps, om eene gemeenzame uitdrukking te bezigen, „er het lootje hoogst waarschijn lijk bij inleggen." Om tot zoodanige pessimistische gedachte te komen, hebbe men slechts vluchtig om zich heên te zien, hoe, in sommige gevallen, thans nog ten huidigen dage in Nederland de belangen van het Indisch leger ondergeschikt worden gesteld aan die van h et moederlandhoe bij voorbeeld bij de officiersexamens de hoogste nummers voor het Nederlandsche, de lagere nummers voor het Indische leger bestemd worden. Onder het schrijven dezer regelen doemt onwillekeurig in onze herinnering op een examenincident, dat ten jare 1874 te 's Hage plaats vond, hetwelk wij ons veroorloven, hier mede te deelen. Toen namelijk een der examinandi in zijne behaalde punten een wei nig te kort kwam, stelde een lid van de examencommissie voor om bedoeld aspirant niettemin toch maar als geslaagd te doen beschou wen, maar hem natuurlijk dan voor het Indische leger te reserveeren. Een hoofdofficier van het Indische leger, die in de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 431