507 zelfde examencommissie zitting had, vond het toen a propos om eens te beduiden, dat het Indische leger even veel behoefte aan intelligente officieren had als het Nederlandsche leger en dat hij dus er tegen was, den aspirant op de voorgestelde wijze eene officiersplaats hij het Indische leger te bereiden. Tot staving onzer bewering, dat het Indische leger in enkele op zichten bij het Nederlandsche wordt achtergesteld, zouden wij mede kunnen wijzen op de nog slechts enkele jaren geleden stiefmoederlijke verdeeling van het aantal eadettenplaatsen voor het Indisch leger, vooral wat het wapen der Infanterie betreft, in weerwil dat dit wapen, door zijne armoede aan academieofficieren, juist daaraan groote be hoefte had. Het wapen der Infanterie, welks jaarlijksch verlies aan officieren in de laatst verloopen jaren op 62 kan worden gesteld, verkreeg in het laatste decennium van de Koninklijke Militaire Academie ge middeld 'sjaars nog niet eens 4 officieren, d. i. nog geen 7°/0. Van eene vereeuiging van het Nederlandsche met het Indische leger, onder het eenhoofdig gezag van den Minister van Oorlog, gelijk de Generaal Knoogo dit zoude wenschen, koesteren wij daarom geene voor het Indisch officierscorps aangename denkbeeldenafgescheiden van het feit, dat sommigen de wederzijdsche detacheering wel eens willen beschouwen als de brug naar eene toekomstige vereeniging der beide legers, hebben wij te eerder ons gevoelen in dat opzicht willen laten blijken, omdat deze quaestie, naar het ons toeschijnt, in Nederland meer besproken wordt dan men in Indië denkt. Het feit, dat 2 of 3 jaren geleden eene commissie is benoemd geworden om de staats rechtelijke verhouding van beide legers te overdenken, schijnt tot zoodanige bespreking wel eens aanleiding te hebben gegeven. Thans overgaande tot het mededeelen van de wijzigingen en aan vullingen, welke wij in de bestaande voorschriften betrekkelijk de wederzijdsche detacheering wenschelijk achten, zullen wij tot een gemakkelijker overzicht ter linker zijde hieronder de bepalingen naschrijven, zoo als zij thans luiden en ter rechter zijde daarnaast onze opmerkingen mededeelen. Overwegende, dat in het al- gemeene belang des rijks wen- Accoord. Laat daarom de Nederlandsche officier aan eene

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 432