32
eigenlijk ooit sedert 1816 een oorlog als de Atjehsche gevoerd, die
zoo aan het daglicht heeft kannen brengen, wat er eigenlijk aan het
Indische leger haperde?
Wat behoort thans ons examen de conscience te zijn?
Wij bepalen ons slechts tot het wapen der Infanterie.
En, zoo als het opschrift van ons opstel luidt, tot den officier der
Infanterie.
Aan dit wapen moet veel gedaan worden, want zonder goede In
fanterie, geen goed Indisch leger.
Dat men eindelijk iuzie, van dit Zioo/Iiwapen nog wel, een wapen
te makeneen wapen, zoo als elk ander, met een eigen chefeen
Generaal-Majoor der Infanterie, inspecteur; een chef, die verhand in
het wapen brengt, die niet aan zijne schrijftafel gekluisterd is, zoo
als de Chef der tegenwoordige IIe afdeeling van het Departement van
Oorlog, door de behandeling van allerlei quaestiën, buiten het wapen
betrekking hebbende, waardoor de hoogste belangen van het wapen
zelf, zoo als zijn dienst- en oefeningstelsel, zijne exercitiereglementen
en andere voorschriften, de vorming zijner officieren tot hoofdofficier
en troepenaanvoerder, op den achtergrond geraken, ook omdat de andere
bureauwerkzaamheden als de belangrijkste worden geacht.
Men reorganiseere daarom zoo spoedig mogelijk het Departement
van Oorlog en herleide de II0 afdeeling tot eene zuivere infanterieaf-
deeling (hoofdbureau van den chef van het wapen.)
Het eerste werk van dien chef moet zijn, ontwerpen in te dienen tot:
a. reorganisatie van liet dienst- en oefeuingstelsel bij de depot- en
de veld- en garnizoensbataljons;
b. reorganisatie van de depot-, garnizoens- en veldbataljons
c. organisatie van ééne kaderschool;
d. organisatie van ééne normaal-schietschool;
e. herziening der exercitiereglementen en van het voorschrift be
treffende de schietoefeningen; en
f. samenstelling van een voorschrift betreffende de practische oe
feningen.
Yoorloopig zal dit voldoende zijn.
Daarna beginne men aan eene herziening van de opleiding voor
den infanterieofficier van het Indische leger. Hoe die opleiding moet