520 schieten alle middelen te kort. Het bewijs, dat ze door stokslagen te verbeteren zijn, ontbreekt. Heeft de ondervinding geleerd, dat orde en tucht onder de militairen van de landmacht, zelfs onder de bevolking der gevangenissen, zeer wel kan worden gehandhaafd zonder lijfstraffen, ook de ervaring bij de zee macht kan worden ingeroepen. Hoewel geene bepaalde cijfers kunnen w01 den medegedeeld, is het een onloochenbaar feit, dat de toepassing der lijfstraffen aanmerkelijk is verminderd. Zonder overdrijving kan men stellen, dat die toepassing, vroeger zoo mild, meer en meer eene uitzon dering is geworden. De steeds toenemende afkeer van het meerendeel der commandeerende officieren tegen die toepassing heeft ten gevolge gehad, dat ze door sommigen nimmer of bijna nimmer worden opgelegd. Op enkele categoriën van schepelingen (bijv. de zeemiliciens) wordt die straf nimmer toegepast. Toch zal niemand met recht kunnen beweren, dat de orde en tucht bij de Marine zijn afgenomen, dat de gevallen van insubordinatie of muiterij zijn vermeerderd. Veeleer kan men het tegendeel aannemen, niettegenstaande zelfs de tegenwoordige v^etgeving de keus van andere straffen moeilijk maakt en dus de commandanten, die geene lijfstraffen wenschen op te leggen, nagenoeg ongewapend laat. Worden die lijfstraf fen overeenkomstig de voordracht door andere doelmatige straffen vervangen, dan bestaat niet alleen geene reden om te vreezen, dat de orde en tucht daardoor zullen lijden, maar zullen deze integendeel beter gewaarborgd worden en zal tevens het zedelijk gehalte der schepelingen stijgen. "W il men echter dit resultaat verkrijgen, dan moet men voor goed breken met het stelsel der lijfstraffen. De meening, dat personen, die alleen nog voor lichamelijke pijn gevoelig zijn, bij wie alzoo alle gevoel van eer en zedelijke waarde verstompt is, door slagen tot oppassende en geschikte militairen zijn te maken, kan door de Regeering niet worden gedeeld. Als middel tot zedelijke verbetering zijn de lijfstraffen sinds lang zóó algemeen verworpen, dat het niet noodig is, daarover uit te weiden. Bovendien, wanneer het al mogelijk blijft, dat enkelen dier onwilligen alleen door lijfstraffen buigzaamheid en gehoorzaamheid zouden leeren, dan blijft het veel wenschelijker een gevoelen, in de afdeelingen waarin dit punt ter sprake kwam, door de meerderheid beaamd om zulke per sonen, van wie men weinig of geen baat heeft en die allicht een tegen- strevenden geest wekken bij anderen, uit de dienst te ontslaan, dan om hunnentwille het goede gevolg, dat men zich van de afschaffing der lijfstraffen voorstelt, verheffing van het zedelijk gehalte, te verijdelen. Uit dat oogpunt beschouwd, is dan ook het'behoud der lijfstraffen bij eene

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 445