33 zijn, behoort niet tot het onderwerp in behandeling. Dat zij echter veel beter moet zijn dan de bestaande, is aan geen twijfel meer on derhevig. Daarna beginne men te onderzoeken, wat gedaan kan en moet worden om goede hoofdofficieren te krijgen. Die vraag worde niet eerst beantwoord door eene beproeving van enkele kapiteins, die reeds 19 jaren officiers- en 25 jaren militaire dienst achter den rug hebben. De jongste 2e luitenant moet weten, wat hem te wach ten staat om den majoorsrang eenmaal te kunnen bereiken. Eene opleiding aan de Militaire Academie, ja zelfs een tweejarige cursus aan de Nederlandsehe Krijgsschool, zonder meer, moet voortaan even min als voorheen als criterium gelden voor het zonder kleerscheuren bereiken van dien rang. De vraag mag niet zijn, welke opleiding heeft de officier gehadmaar wat heeft hij gedurende zijn luitenants- en kapiteinstijd gepresteerd en getoond te weten; wat lieeft hij in dien tijd geleerd. Yan ieder officier moet dat worden onderzocht. ^Ün WÜ dan voor een examen stelsel? Dat zullen wij zeggen. Men exa mineert geene officieren, die eene kwart eeuw militaire dienst hebben, voor den majoorsrang. Dat is een onpraotisch stelsel, dat o. i. wei nig bewijst voor of tegen de geschiktheid van iemand om een batal jon te commandeeren. Het is vooral een weinig waarborgen voor die geschiktheid opleverend stelsel in een aanhoudend oorlog voerend leger als het Indische. Indien het niet te loochenen is, dat velen, die getoond hebben, te velde te kunnen commandeerenwaarschijnlijk niet zouden kunnen voldoen aan de eischen, die een staf- of krijgs- schoolonderwijs aan bevelhebbers in groote legers stelt, zou het om gekeerd nog te bezien zijn of allen, die dat onderwijs met vrucht hebben geleid of doorloopen, in Indiê te velde sans blame ou sans reproche zouden weten te commandeeren. Daar het zeer moeilijk is, te zeggen wat men moet kennen om goed te kunnen commandeeren, moeten wij derhalve en zoo veel te meer voor een leger als het Indische het examenstelsel, het vooroordeel van de alléén werkende kracht van de schoolzoo weinig mogelijk huldigen. Wij moeten, behalve iemands kennis der „wetenschap ook iemands karakter leeren kennen. Wij kunnen dat alleen in de practijk doen. In het Indische leger en in Indiê is er zóó veel practijk, dat het gewenschte onderzoek 3

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 44