526 dere evèn slecht is. Te minder daar die leden zich tevreden betoonen met eene gedeeltelijke herziening der rechtspleging. "Ware het niet te voorzien, dat dergelijke partieele verbeteringsvoorstellen van den kant van andere leden de zelfde bedenkingen in omgekeerden zin zouden ontmoeten? Het wordt niet voorbijgezien, dat de Heer Lenting in zijne Nota eene volledige herziening der rechtspleging schijnt voor te staan, voorafgaande aan of gelijktijdig met eene volledige herziening van het militaire straf recht en in zóó verre met andere bestrijders niet schijnt overeen te stemmen. Door dit denkbeeld te volgen, zou het vooruitzicht op verbe tering voor geruimen tijd worden verschoven. De geachte steller der Nota openbaart wel als zijn gevoelen, dat daarom vooral de aanneming van het onderhavige wetsontwerp gevaarlijk" zou zijn, „omdat het gevolg daarvan zal zijn, dat de zoo noodige herziening der rechtspleging ad calendas Graecas zou worden verschoven, zoodat zij wellicht nooit zal plaats hebben". Doch de ondergeteekenden meenen zich te mogen veroorloven, hier aan een misverstand te denken. Geen enkel verband is te vinden, waarom bij partieele verbetering van het strafrecht de mogelijkheid of waarschijn lijkheid eener hervorming der rechtspleging zou worden verminderd. 5. Met de beschouwingen, in deze paragraaph van het Verslag voor komende, kunnen de ondergeteekenden zich geheel vereenigen. Ontwer'p, houdende wijziging van het Crimineel Wetboek voor het krijgsvolk te lande. Art. 1, alin. 1. Tegen de voorgestelde verandering is geen overwegend bezwaar. Alin. 2. Deze opmerking berust op een misverstand. De bepaling van alin. 1, handelende over commune misdrijven, is zoodanig gesteld, dat zij ongetwijfeld omvat de bepalingen van het gemeene recht omtrent de verzachtende omstandigheden. Bij de 2de alinea daarentegen is sprake van militaire misdrijven, althans van misdrij ven, waartegen bij de militaire wet is voorzien. Bij die misdrijven blijven de artt. 53 en 54 Crimineel Wetboek toepasselijk. Art. 2, alin. 1. Om aan de tegenwerping te gemoet te komen, worde, in plaats van voorafgelezen: tevens Alin. 2. Het tijdelijke der hier bedoelde ontzegging is overeenkomstig de bepalingen van het gemeene recht, die bij correctioneele veroordeelin gen geene altijddurende ontzetting van rechten kent en staat in verband met de onderscheiding, te dien opzichte bij dit ontwerp gemaakt in art. 7, alin. 3 en 4. Eene onderscheiding tusschen de met correctioneele ge-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 451