533
In de gevallen, bij de wet bepaald, spreekt de militaire rechter bij het
vonnis tevens de eerloosverklaring van den schuldigverklaarde uit.
Die eerloosverklaring heeft do zelfde gevolgen als bij het gemeene recht
aan eene veroordeeling tot de tuchthuisstraf zijn verbonden.
Art. 6. Het lijk van den ter dood gebrachte wordt zonder openbare
plechtigheid begraven.
Het wordt ter begraving aan de verwanten overgegeven, wanneer deze
zulks verlangen.
Art. 7. De militaire gevangenisstraf bestaat in opsluiting in eene militaire
strafgevangenis, met verplichting tot arbeid.
Zij wordt opgelegd voor niet minder dan één en voor niet meer dan
vijftien jaren.
Bij veroordeeling tot militaire gevangenisstraf van vijfjaren of meer spreekt
de rechter bij het vonnis tevens de in art. 11 vermelde vervallenverklaring uit.
Bij veroordeeling tot militaire gevangenisstraf van minder dan vijf jaren
spreekt de rechter tevens de in art. 12 vermelde ontzegging uit.
Op de wijze en in de gevallen, bij het gemeene recht ten opzichte van
de correctioneele gevangenisstraf vastgesteld, kan de rechter bepalen, dat
de militaire gevangenisstraf in eenzame opsluiting zal worden ondergaan.
De straf wordt alsdan ondergaan in eene der gevangenissen, voor een
zame opsluiting bestemd of ingericht.
Art. 8. De straf van cassatie bestaat in eene verklaring, dat de ver
oordeelde is ontslagen uit de militaire dienst, met of zonder ontzetting
van het recht om ooit weder bij de gewapende macht te dienen of eene
betrekking van militairen geëmploieerde te bekleeden.
Art. 9. Door de cassatie worden alle rechten, aan vorige dienst ontleend
of verbonden, verloren, daaronder begrepen de aanspraak op pensioen.
"Wanneer zij gepaard gaat met de in art. 8 vermelde ontzetting, wordt
tevens het recht verloren om Nederlandsche ridderorden, medailles of
andere onderscheidingsteekenen, voor zooverre deze laatste ter zake van
vorige trouwe dienst zijn verkregen, te dragen.
Art. 10. De straf van militaire detentie bestaat in opsluiting in een
huis van detentie of provoost voor den tijd van minstens één dag en
hoogstens twee jaren.
Op de wijze en in de gevallen, bij het gemeene recht ten opzichte van
de correctioneele gevangenisstraf vastgesteld, kan de rechter bepalen, dat
de detentie in eenzame opsluiting zal worden ondergaan.
Tot uitvoering dezer straf kunnen door Ons worden aangewezen één
of meerdere der in het laatste lid van art. 7 vermelde gevangenissen.