34
ruimschoots in den luitenants- en kapiteinstijd wanneer het karakter
zich reeds gevormd heeft kan plaats hebben. Onder practijh ver
staan wij niet alleen het oorlog Ster rein buiten dat terrein is ei vooi
den officier, die in een leger als het onze geene compagniën van 10
man in het eene en van 200 recruten in het andere gedeelte van het
jaar moet commandeeren, practijk in overvloed. Dat is althans een
voordeel van een huurleger als het Indische. En van dat vooideel
kunnen wij, zoo 't schijnt, door het slechte dienst- en oefeningstelsel
der Infanterie, geen gebruik maken. Daardoor leeren wij ook nooit
het karakter van den infanterieofficier goed kennen, weten wij zelden,
wat hij eigenlijk waard is of, met behulp van eenige leidingnog
beloven kan voor de toekomst.
Die leiding behoeft ieder jong officier. Maar wat wordt er met hem
eigenlijk gedaan F Wie onderzoekt eigenlijk, wat er in hem zit, wie
hij eigenlijk is F Hij weet langzamerhand zelf niet meer, hoe zwaai
hij weegt, hetgeen bij den een tot overschatting, bij den ander tot
geringschatting van zijn eigen ik leidtbeide tot nadeel van de ka
raktervorming, ten bate van het leger. De priester der humbug zal
ten nadeele van het leger zijn haan koning laten kraaien, terwijl van
de goede eigenschappen van den man der door verschillende oorzaken,
soms ondanks zich zeiven, ontwikkelde misplaatste bescheidenheid,
evenzeer ten nadeele van het leger, te weinig partij getrokken wordt.
Is misplaatste bescheidenheid gebrek aan zelfvertrouwen, dan zou ook
dat gebrek bij den overigens met goede geestvermogens begaafden
man wellicht tijdig weggenomen zijn geworden, indien zoo iemand
leiding en haar hij tijcls gehad had. Maar helaas, t is juist die
leiding, welke zoo veel te wenschen overlaat!
Niet van alle hoofdofficieren, zelfs van de kundigste en geleerdste,
zal men echter goede leiding kunnen verwachten, omdat ook daartoe
niet alleen wetenschappelijke kennis, maar ook en wederom tact en
karakter gevorderd wordt. Hiet allen, slechts weinigen, bezitten
de gave eenei' goede leiding. Hoe vele ouders schieten daarin
zelfs ten opzichte van hunne kinderen te kort.
Daar men nu om die reden, en trouwens nog om andere redenen,
die we niet behoeven te ontsluieren voor het warme Insulindede
opvatting omtrent de plichten van een bataljons- en afdeelingscom-