539 het suppleticdepöt en het militair huis van Arrest worden geene deta cheeringen gedaan. Aan het vaste personeel der Schietschool drage men o. m. op, een nieuw voorschrift op de schietoefeningen samen te stellen. Mogen deze aanteekeningen in vruchtbare aarde vallen. B. Conduitelijsten. Herhaaldelijk heeft men in de Indische dagbladen opstellen gelezen over bevordering, conduitelijsten en het beproeven voor den majoorsrang van kapiteins der Infanterie, waarbij het niet ontbrak aan de hatelijkste aanmerkingen op chefs en legerbestuur, zonder dat al dat geschrijf tot nog toe tot eene bevredigende oplossing geleid heeft. Volgens mijne overtuiging, die ik gaarne voor eene betere wil geven, zou eene groote schrede voorwaarts gedaan worden om eerstens het de discipline ondermijnend courantengeschrijf te doen ophouden en tweedens een deel der heerschende ontevredenheid onder het officierscorps weg te nemen, indien de ondervolgende bepalingen tot stand mochten komen: 1°. alle voorschriften moeten worden ingetrokken, waarbij is bepaald, dat opvolgende chefs inzage krijgen van de conduitelijsten hunner onder hebbende officieren 2°. ten strengste moet worden verboden, dat aftredende chefs eenige nota of inlichting omtrent de conduite en conduitelijsten hunner onder- hebbende officieren aan opvolgende chefs ter hand stellen; 3°. bij overgave van een officier of bij overgave van een corps zal voortaan eene volledige conduitelijst aan het Departement van Oorlog woorden ingediend wanneer die officier drie maanden of langer bij het corps gediend heeft; of wanneer eenig officier drie maanden of langer een corps gecommandeerd heeft; 4°. de jaarlijksche conduitelijsten moeten blijven bestaan voor die officie ren, die in het laatste kwartaal van het jaar niet zijn beoordeeld; 5°. de strafregisters der officieren worden aangehouden bij de afdeelings- en gewestelijke militaire commandanten, aan wie elke straf, een officier opgelegd, onmiddelijk moet worden medegedeeld. Mij verder van beschouwingen onthoudende, is het bovenstaande volgens mijn oordeel de ware weg, die het Departement van Oorlog kan leiden om uit de verschillende, van elkander onafhankelijke conduitebeoordeelingen eene juiste gevolgtrekking te maken omtrent de geschiktheid, bekwaam heid en verdienste van ieder officier. F. A. Kleian, 1° Luitenant der Infanterie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 464