36 telijk-inilitaire commandant lieeft over vele onderwerpen advies uit te brengen. Niet altijd beschikt hij daarvoor in zijn archief over dien rijkdom van denkbeelden en gegevens, welke men over het zelfde onderwerp in de verschillende archieven van het Departement van Oor log vindt. Welnu, zoo hij goede, uitgewerkte, adviezen wil geven, kan hij die geg'evens zelf langzamerhand in zijn archief verzamelen, door gebruik te maken van de denkbeelden in de van de officieren in zijne afdeeling ontvangen uitgewerkte opdrachten. I)ie opdrach ten behoeven daarom geene geleerde vertoogen, maar practische verhan delingen te zijn, waarvan niet alleen hij, maar ook bet Departement van Oorlog met vrucht zal kunnen gebruik makenwant, dit vergete men nooit: er schuilt onder zoo menig vergeten troepenofficier een logisch denkend hoofd met gezonde hersenen en heldere oogen, die al heeft hij geen eigenaardigen stijl als een bureauofficier dezen met zijne practische ervaring en juiste denkbeelden omtrent de be hoeften en nooden van het Leger en de kennis der ware toestanden daarin den mond zoude snoeren. Onze ondervinding zegt het ons, dat dit zoo is. Wij hebben getracht, het leger beter te leereu ken nen dan menigeen, die zich met de kennis daarvan, in de kazerne- dienst opgedaan of uit de papieren van het bureau tevreden stelde. Dat is niet voldoende. Men moet ook huiten dienst of bureautijd met officieren en niet zelden met onderofficieren praten en hen laten pra ten en dan zal men vaak, zeer vaak, denkbeelden hooren, die men in geene boeken, tijdschriften of missives en nota's terugvindt. Ons is het althans dikwijls voorgekomen, dat wanneer wij, onder officieren gezeten, zalcenquaestiën van den dag voor het leger, behandelden, opiniën werden gehoord, zóó frisch, zóó waar, zóó helder, zóó duide lijk, dat we liet herhaaldelijk hebben betreurd, de kunst van den snelschrijver niet te verstaan, om de nuttige wenken en raadgevin gen van het debat op te teekenen en die voor het belang van het leger te bewaren. In zoodanig debat vertoont zich de troepenoffi cier in zijne ware gedaante; dan voelt hij de knellende banden niet zijner „wetenschappelijke bijeenkomsten"; daar ziet hij „den Majoor" niet, die zelden weet af te dalen. Dat is het juist, wat men moet doen om het vertrouwen van den subalternen officier te winnen en uit hem het akelige denkbeeld te bannen, dat achter alles wat „de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 47