560 ,De vele pogingen"— dus begint bet prospectus van bet nieuwe orgaan „welke in de laatste jaren in het werk werden gesteld, ter oprichting van militaire tijdschriften, en de nog menigvuldiger opgevatte plannen, welke niet tot een begin van uitvoering kwamen, leggen ontegenzeggelijk ge tuigenis af van het bestaan eener behoefte naar uitbreiding der militaire litteratuur. Algemeen wordt dan ook de meening gedeeld, dat de lust tot studie bij het Nederlandsch officierscorps naar een ruimer veld van be arbeiding doet uitzien." Toegegeven. Het officierscorps van het^ leger in Nederland staat, in wetenschappelijke kennis, onder geen ander officierscorps. Maar voet bij stuk houden moest daarom een nieuw militair orgaan geboren worden? Het leger van het koningrijk der Nederlanden telt nog geen 4000 officieren; 2000 dienen daarvan in het moederland en nog geen 1800 in de koloniën. Tot voor eenige jaren geleden hadden die officieren 5 organen in Nederland [Militaire Spectator, Nieuwe Militaire Spectator, Vaandel, Verslagen der Vereeniging tot beoefening der krijgswetenschap en Pro Patria] en 1 orgaan [eerst het Tijdschrift voor het Ned.-Indische leger, met de „Militaire courant," daarna „Mars" en eindelijk het .Indisch Militair Tijdschrift"] in Indië. De zeemacht heeft twee tijdschriften (het weinig bekende „Tijdschrift voor het zeewezen" en „De Zee"). Ons dunkt, geen land ter wereld bezit naar verhouding zóó vele organen voor leger en vloot. En wat is daarvan overgebleven? Voor Nederland de beide tijdschriften voor de marine, de Militaire Spectator, de verslagen van de Vereeniging tot beoefening der krijgswetenschap en het sedert een jaar bestaande „Militair blad"; voor Indië het sedert 13 jaren bestaande vIndisch Militair Tijdschrift". Ook dit aantal is, met den „Militaire Gids", voor ons klein land nog meer. dan voldoende; want hoe er ook in het officierscorps van Nederland gewerkt moge worden, dat aantal militaire organen is nog te veel en daardoor o. i. voor het algemeen belang schadelijk, omdat het tot versnippering, in plaats van tot concentratie van krachten niet alleen intellectueele, maar ook finantieele leidt. Voornamelijk met het oog op die finantieele krachten, is zoo als de uitgevers van den onlangs verschenen Militairen Gids te recht zeggen algemeene deelneming noodzakelijk om voortdurend op degelijk werk te kunnen staat maken." Maar dit geldt ook voor de andere militaire organen voor Nederland en zijne koloniën. En nu heeft de ondervinding bewezen, dat algemeene deelneming aan al die organen niet mogelijk is en bij concurrentie een of meer daarvan eerlang, bij gemis van de noodige deelneming, zullen verdwijnen, 't Is dus nu de vraag: wie zal die concur rentie kunnen doorstaan: de Militaire Spectator of de Militaire Gids,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 485