563
Het doel zoude immers toch bereikt zijn geworden door plaatsing dier stukken
in een militair tijdschrift? "Werd dat in Nederland meer gedaan, het al
gemeen zou een militair tijdschrift meer en meer raadplegen, zoo als in
Indië gelukkig langzamerhand begint te geschieden, in stede van het als
eene verzameling van onbegrijpelijke theoriën ter zijde te leggen. Of
waren die goed geschreven opstellen soms te populairniet 'wetenschap
pelijk (voor den burger onbegrijpelijkgenoeg voor een militair tijdschrift
als Rijneveld's schepping? Wellicht wel. Maar daardoor had de Mili
taire Spectator op zijn gebied niets meer gezag voor het algemeen dan
elk ander «iet-militair tijdschrift! Daardoor werd het in de burgermaat
schappij weinig of niet gelezen en kon het dus ook weinig abonnés in die
kringen deelachtig worden.
Er zijn, zoo als ook de redactie van den Militairen Gids, blijkens haar
programma zeer juist inziet, opstellen te leveren, die zonder te populair,
te onwetenschappelijk te zijn, door den burger en den militair beiden met
de zelfde aandacht en belangstelling zullen worden gelezen, waaruit bei
den evenveel kunnen leeren. Men raadplege slechts de laatste jaar
gangen vau het Indisch Militair 'lijdschrift. Dat begrepen Van Rij-
neveld en Weitzel en Landolt en Vijgh, maar dat schenen hunne
opvolgers in de redactie van den Militairen Spectator anders te
moeten begrijpen. Of zij daardoor na verloop van tijd van dit tijd
schrift hebben gemaakt, wat het moest worden en kon geworden zijn,
betwijfelen wij. De ar tiller istische of liever technische invloed, die dit
tijdschrift sedert 1864 onmiskenbaar beheersclit heeft, moge het voor eene
bepaalde en. kleine categorie van officieren in het Nederlandsche leger
in waarde aanmerkelijk hebben doen stijgen, het gros van dat leger
laat zich in het moederland evenmin op den duur het liefst vergasten
op groote opstellen betreffende allerlei quaestiën van artillerie en ge
nie, waarin geheele bladzijden door toepassingen der hoogere wiskunde
en hare formules worden ingenomen. Daartoe is het gros van het
leger nog lang niet geleerd genoeg. Het gros van het leger wil
eene andere richting uit. Yooral sedert men na 1868 geleerd heeft,
dat niet alleen genieofficieren, topographisten en goede teekenaars de man
nen van den Gcneralen staf en voor de landsverdediging zijn. Men heeft
ook leeren inzien, dat het systeem van onderwijs voor Nederlandsche en
Indische officieren op de Militaire Academie te Brecla nog altijd aan groote
gebreken mank gaat en op eene verkeerde basis, voor het gros dier offi
cieren, d. z. de niet-technische, berust. Groot is evenwel nog het aantal
hunner in het leger, die de aan die academie gevolgde richting als de beste