564 beschouwen, de realistische boven de humanistische verkiezende, nog steeds ook de wiskundige boven de militaire wetenschappen stellen. Tot die richting hebben de meeste redacteurs van den Militairen Spectator na' 1864 behoord; maar zij hebben met hunne onmiskenbare talenten op technisch gebied het tijdschrift niet kunnen maken, wat het zijn moestniet een geleerd tijdschrift, hoofdzakelijk aan de abstracte wetenschappen van technische officieren gewijd, maar een orgaan dat hoofdzaak maakt van de behandeling der algemeene militaire wetenschappen en daarbij telkens in de bres springt voor de belangen van officieren en minderen van het leger in Nederland. Het laatste vooral is altijd te weinig gedaan. Het leger ziet gaarne, dat ook zijne materieele belangen in een eigen orgaan tegen de be zuinigingswoede van Ministers en Volksvertegenwoordigers krachtig ver dedigd worden. Zoodanige verdediging is in den regel wel is waar eene ondankbare taak en bezorgt hem, die er zich mede belast, meer gevoelige vijanden dan dankbare vrienden; maar eene redactie moet zich daaraan niet storen. Zij heeft bovendien niet hare neigingen te volgen, maar met den geest van het leger rekening te houden. Den stroom der meeningen kan zij niet tegenhouden, maar ze moet dien zoo goed mogelijk leiden. Ze moet hare praedilectiën aan het algemeen belang, aan de meening der meerderheid weten ondergeschikt te maken. Vooral zal men haar streven naar waarde schatten, indien niemand van haar zelfs in hare reeensiën zal kunnen zeggen, dat zij tot eenige clió van officieren behoort en de werken dier officieren of niet of slechts, bij wijze van adoration mutuelle, gunstig beoordeeld worden. Zal de redactie van den Militairen Gids al deze klippen als een be kwame loots weten om te zeilen Te oordeelen naar den inhoud der eerste aflevering van haar tijdschrift, schijnt zij te beseffen, welke de eischen moeten zijn van een goed Neder landsch militair tijdschrift. Vier goed en flink geschreven opstellen1. „Oefening van vestingtroepen nabij Utrecht in Augustus 1881" door den Kapitein van den Generalen staf A. L. W. Seijffardt., 2. „Over cavaleriemanoeuvres" door den len Luitenant der Cavalerie F. N. Thiange3. „Over den invloed van den verplichten persoonlijken dienst op het kader der schutterijen" door den Kapitein der Artillerie A. Kool4. „Keuren van slachtvee (runderen)" door den onder-Intendant der 2» klasse F. J. Hinrichs, leggen getuigenis af van den goeden weg, dien de hoofdredacteur bewandelen wil. Uit die opstellen spreekt frischheid van opvatting en helderheid van oordeelgeene breedsprakigheid, zwaarmoedigheid of voornaamheid en stroefheid, noch Duitsche geleerdheid of Fuitsche naaperij. De Heer Boogaard denkt met

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 489