586 vinden, dat tot het gebruiken van menschen als lastdragers bij expe dities slechts in de uiterste noodzakelijkheid moet worden overge- gegaan, en dat ieder ander middel van vervoer, dat kan worden te baat genomen, een schrede voorwaarts is op den weg der humani teit, die, betreurenswaardig genoeg, bij onze expedities niet altijd wordt gevolgd. Is er nog meer noodig? Moet ik wijzen op de koelies van Sam bas in 1853, die X., de woorden herhalende, die in Monti ado van Van Rees gevonden worden, lui noemt, en die wegliepen, maar van welke menschen, op een kwaden dag geprest en ontrukt aan hunne betrekkingen, om onvermoeide roeiers zooals zij zijn, maar niet ge schikt tot pikelen als lastdragers dienst te doen, Van Rees mede zegt: ,,De tot de expeditie behoorende koelies hadden gedurende de „zeven weken, dat zij te velde waren geweest, zooveel geleden, dat „bijna het halve aantal gestorven of naar Sambas geëvacueerd was, „en de overblijvenden, geheel uitgeput en onbruikbaar door overma- tigen (1) arbeid, gespaard moesten worden." Wat onze dwangarbeiders te Atjeh geleden hebben, is bekend. In 1879 bedraagt het getal overledenen 1548, en de sterfte 47j- per honderd. Dit, niettegenstaande de goede voeding in het ban neling-kwartier te Kota Radja. Daar echter bevond zich uit den aard der zaak slechts de minderheid. Afgescheiden van de 800 mandie in het hospitaal verpleegd werden, was de meer derheid noodig bij de ageerende troepen of op de nieuw opgerichte posten. Eene sterfte van 47j-%? Zou zij niet minder geweest zijn, wanneer in Maart 1879, toen men leest het in „De Locomotief", van den 10en dier maand „de dwangarbeiders bij dozijnen daags „naar Petjoet gebragt werden, om zich met onzer aller moeder, de aarde, „te vereenigen", wat meer dan 125 pikolpaarden voor den transport dienst van Lanibaroe naar Anagaloeëng en van daar naar de daarte- stellen étappe-posten tot Indrapoeri waren beschikbaar geweest, zoo mede wanneer bij den veldtocht in de XXYI moekims wat meer paarden dan 25 te Lamjong en 50 te Lambaroe hadden kunnen ge- (1) Ik onderstreep.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 511