593
echter voor de verhouding tusschen de lengte van een trein pikol-paar-
den en een trein koelies, die een gelijk gewicht vervoeren, niet die
van 2 tot 3, maar die van 1 tot 4, welk verschil zeer aanmerkelijk
is, aanmerkelijker dan ik mij vroeger voorstelde.
X. meent, dat pakpaarden zich daar, waar koelies kunnen komen,
wel evengoed, maar in vele streken zonder vracht kunnen bewegen.
Met de meeste bescheidenheid merkt hij den gen. V. S. op, dat dit aan
moerassige stranden evenmin als in bergdéfilé's het geval is. Geheel
juist is dit niet. Wat betreft bergpaden, deelde ik reeds mede, wat
een deskundige mij daarover schreef. Hu wijs ik nog op het stuk
over de Indische bergartillerieI. M. T. N° 10 van 1881, waarin
ik lees, dat de draagpaarden in geaccidenteerde terreinen weinig of
geen moeite veroorzaken, terwijl voertuigen, hoe licht of beweegbaar
zij ook zijn mogen, vooral bij het doorgaan van ravijnen, modder
wegen en sawa's, dikwijls geruimen tijd den marsch vertragen. Draag
paarden veroorzaken in die terreinen dus weiuig of geen moeite.
Dat is 't, waar op 't aankomt.
Intusschen zijn er terreinen, waar draagpaarden volstrekt on
bruikbaar zijn. Dit was o. a. 't geval bij den marsch van Bentoenaij
naar Singhawangin Mei 1854. Maar wie zal't in zijn hoofd krijgen,
in zoo'n terrein draagpaarden te gebruiken. Men laat ze tehuis en
neemt, wanneer bij een marsch langs moerassige stranden geene ge
legenheid bestaat, om de colonne uit de zich ter harer hoogte hou
dende schepen te voorzien (1), zijne toevlucht tot koelies, omdat die
dan niet kunnen worden ontbeerd.
Op bladz. 138 I. M. T. blo. 2 van 1882 zegt de geachte schrijver,
dat een pikol-paard hoogstens twee koelievrachten kan dragen (2).
Dit is wat al te weinig. Wel droegen de paarden en muildieren bij
de Abyssinische expeditie slechts 2fg koelievracht of 68 kilo,
zooals ik mededeelde in mijn opstel: „De verpleging der expe
ditionaire troepen te Atjeh", Hos. 194 en 195 van het Bataviaasch
Handelsblad van 1876; maar, dit aanhalende, heeft X. over het hoofd
32
(1) Men denke aan den mareeh van Pedropunt naar Penaijoeng, 1873.
(2) Uit de errata blijkt, dat dit moet zijn „twee a drie" koelievrachten. Toen
ik mijn opstel schreef had ik een overdruk voor mij, waarin de verbetering niet
voorkwam.