596 noodig achtte; dat hij zich niet beriep op de paarden, die tusschen Magelang en Samarang dagelijks wellicht ten getale van 200 voorbij trekken; dat hij niet beweerde, dat men in Indië, door slechts het aantal pikol-paarden te vermeerderen, in abstracto tot in het onein dige kan marcheeren, en dat hij voor de paarden, die hij bedoelde, waarschijnlijk niet rekende op 4 koelievrachten van 25 kilo, die ik, 't blijkt uit mijn opstel „Koelies" en mijn antwoord aan den schrijver in de Rotterdamsche Courant, tot basis mijner berekening nam, maar op 4 koelie vrachten, te zamen gelijk aan den gemiddelden last, die getorscht wordt door het draagpaard bij de artillerie, waarmede de paarden, die hij wenschte, zouden gelijkstaan, dat wil zeggen 80 a 82 kiloen eindelijk, dat de paarden, behoorende tot den transporttrein, zooals hij die noodig achtte, reeds in vredestijd goed gevoed en verzorgd en te velde onder behoorlijk toezicht, waarschijnlijk veel minder zouden geleden hebben, dan de 150 paarden bij den aanvang der operatiën onder Peldie echter, reeds in Januari 1876 en vol gende maanden, door nieuwen toevoer werden aangevuld, zoodat hun aantal in 1877 tot 450 was gestegen. De schrijver in de N. R. C. sprak van eene principieele fout in de organisatie der 2° expeditie, waaraan de weinige vooruitgang der opera tiën in den eersten tijd, volgens zijne meening, moet worden geweten. „Die fout - zoo schreef hij „was het totaal gebrek aan transport middelen te land. „Getrouw aan de traditie, waarschijnlijk zonder eerst te onderzoeken, „of ook iets beters te vinden ware, werden vivres, munitie, bagage „van officieren, gereedschappen der genietroepen, gewonden enz. te Atchin getransporteerd door menschen, door wegens eenig misdrijt „veroordeelde inlanders, die bij het verrichten dier transporten, zoo- ,,als van zelf spreekt, niet altijd buiten het bereik van 's vijands ge- weer- en lilla-yuur te houden waren, en dus behalve het verrichten „van arbeid, waartoe zij veroordeeld waren, ook nog de kans van „gewond te worden of te sneuvelen stilzwijgend in hun vonnis zagen „opgenomen". (1) (1) In het 2e kwartaal 1876 las men in een Indisch blad: Koelies en dwangarbeiders. Martelaars tengevolge van overmatigen arbeid, gebrek

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 521