603 8 December 1880 gezegd wordt omtrent een dwangarbeider, die tijdens de zware overstrooming in October van dat jaar, te Fcingo, bij bet tenietgaan van een vlot, waarop de pikol-paarden, onder directie van den postcommandant overgevoerd werden, er in slaagde, niettegenstaande den hevigen stroom een touw over te brengen, waardoor de bemanning van 't vlot en ook de postcommandant5 die aan den kabel van 't prauwenveer in de rivier hingen, konden gered worden; en op dien anderen briefin De Locomotief van 21 Augustus 1880, waarin men leest, dat onder de 31 gesneuvelden bij het échec te Samalanganop den 2en dier maand, zich veertien dwangarbeiders bevonden. Negen der laatsterd zegt de schrijver, „zijn als vrijwilligers bij het opruimen der randjoes voor de benting omgekomenzoodat slechts 3 van de twaalf" de daarvoor beloofde onderscheiding, het maudoorschap, verkregen. Toen op 6 Maart 1876 Kaijoeloh ingesloten en de gemeenschap met F agar Aijer en Longbattah verbroken was waren het een dwangarbeider met een inlandsch kanonnier, die zich met levens gevaar een weg dwars door de vijandelijke benden wisten te banen het bericht overbrengende, dat gebrek aan vivres en munitie begon te ontstaan, tengevolge van welke handeling den luitenant-kolonel H. F. Meijer gelegenheid werd gegeven, de onzen te ontzetten. Toen de colonne Demmeni, op 19 Augustus 1879, na Longi en de daarach ter gelegen benting veroverd te hebben, met sterk verminderde munitie en bijna uitgeputten voorraad levensmiddelen, zonder Lamkrah bereikt te hebben het bivak betrok, waren het weder dwangarbeiders, die zich voor dezen dienst hadden aangeboden, welke een bericht nopens den staat van zaken naar Lambaroe brachten. „Tijdens de belegering van Sebastopol werden door de Russen de „in de vesting aanwezige veroordeelden tewerkgesteld. De dien sten, door die menschen bewezen, waren boven allen lof verheven. „De Russen hebben zulks erkend, niet alleen door vermindering van „straftijd, maar zelfs door hen, die zich uitstekend gedroegen, te be noemen tot ridder. Ook onder de dwangarbeiders te Atjeh zijn „gevallen voorgekomen van waren moed en niet te waardeeren zelf opoffering." Zoo schreef ik reeds in 1875, in mijn „Antwoord aan den schrij-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 528