DE OVERPLAATSING VAN OFFICIEREN LEGER IN NEDERLAND EN DE BENOEMING VAN OF FICIEREN DER NEDERLANDSCHE MARINE TOT OFFICIER BIJ HET INDISCHE LEGER. Van bovenaangehaalde brochure geeft X., 'in N° 2 van den dertien den jaargang van het Indisch Militair Tijdschrift, eene beoordeeling. Het komt ons voor, dat X., evenals de Heer Kleijeene minder juiste voorstelling van sommige feiten geeft, waardoor hij tot eene niet in alle- opzichten juiste conclusie is gekomen, betreffende het pleidooi van dien officier. Wij hopen dit in het volgende zoo kort moge lijk aan te toonen. Daartoe nemen wij de brochure-JCfet)' ter hand en gaan daarin geleidelijk na, wat volgens ons inzicht minder juist is, om daaruit te besluiten, waarin wij van K. en ook van X. in meening verschillen. Volkomen vereenigen wij ons met het in de brochure voorkomende tot aan blz. 20, maar van af dat punt houdt ook nagenoeg alle overeenstemming op. Zoo o a. waar wij lezen: „maar die herplaatsing is bovendien strijdig met het heerschend „beginsel van militaire hiërarchie en met een recht begrip van „krijgstucht, want door die herplaatsing zijn sommige officieren „gesteld in de ranglijst boven kameraden, welke ouder in rang „waren dan zij, zelfs als men van af den datum van aanstelling VAN HET Gehoorzaamheid aan de Wetten. Een plei dooi voor de rechtbank der publieke opinie, door Th. Klei}, le Luitenant-kwartiermeester bij het Ned. Ind. leger, 's GravenhageH. C. Susan C. H. Zoon; 1881.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 533