625 Overwegende, dat hieruit volgt, dat de krijgsraad zich, overeenkom stig het voorschrift van art. 12 van het crimineel wetboek voor het krijgsvolk te lande, had behooren onbevoegd te verklaren, om van het den beklangde, thans geappelleerde, ten laste gelegde feit kennis te nemen, met verwijzing der zaak naar de disciplinaire autoriteit, hetgeen alsnog, met vernietiging van 's krijgsraads vonnis, waarvan appel, behoort te geschieden Gelet op de aangehaalde wetsbepalingen en op artikel 50 van 's Hofs provisioneele instructie; Rechtdoende: In naam en van wege den Koning! Ontvangt het appel Vernietigt het vonnis, waarvan appel; En doende, wat de eerste rechter had behoorèn te doen Verklaart den krijgsraad onbevoegd, om van de onderwerpelijke zaak kennis te nemen Verwijst den beklaagde, thans geappelleerde, ter zake der tegen hem ingebrachte klacht naar de militaire autoriteit, teneinde, indien deze zulks geraden oordeelt, alsnog disciplinair te worden gecorrigeerd; Verstaat, dat de kosten, in beide instantiën gevallen, zullen komen ten laste van den lande. Aldus gedaan enz. Bij de beschouwingen omtrent de vraag, in hoofde dezes gesteld en bij het bovenstaand arrest beantwoord, komt het ons duidelijk voor, dat bij het misdrijf van omkooping het eerste vereischte is, na te gaan, door wien en met wrelk doel zulks geschied is. Bij artikel 117 van het wetboek van strafrecht voor Europeanen in Nederlandsch- Indië, overeenstemmende met art. 124 van gemeld wetboek voor Inlanders, worden alle openbare ambtenaren gestraft, die zich, onver schillig met welk doel, laten omkoopen, hetzij die omkooping strekt om den ambtenaar, waartoe ook een militair kan worden beschouwd te behooren, zijn plicht niet te doen vervullen, door iets na te laten wat hij verplicht is te doen, hetzij door omkooping beoogd wordt het plegen eener daad door den openbaren ambtenaar; maar volgens artikel

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 550