- 628 - dene inderdaad strafwaardige dadendat zulks eene omissie van den strafwetgever mag heeten, daar toch geen redelijke grond bestaan kan, waarom alleen op ambtenaren en niet op een ieder de bepalingen van de laatste alinea van artikel 124 toepasselijk zijn. Edoch het is niet minder waardat het niet de taak des rechters is, om de leem ten der wet aan te vullen, maar eeniglijk om de wet overeenkomstig de zuivere rechtsbeginselen toe te passen en tot zulk eene toepassing strektnaar wij vermeenen, de boven aangehaalde rechtspraak van het Hoog-Militair-Gerechtshof, waarmede wij ons dan ook volkomen ver eenigen. Willem I, Maart 1882. Metis.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 553