44 -
met pikolpaarden ter Westerafdeeling van Borneo. Er werden er 300
aangevraagd. Yoor liet toezicht en beheer der in 1854 naar dat
gedeelte van Borneo gezonden paarden was het noodig, dat een reglement
werd gemaakt. In 1856 werd het ontwerp door den Luitenant-
Kolonel der Infanterie W. E. Kroesen het Legerbestuur aangeboden.
Het hoofddenkbeeld, dat daarin doorstaaide, was beheer door de
Militaire Administratie. Het ontwerp mocht evenwel niet dadelijk de
goedkeuring der Militaire Administratie wegdragen en werd door het
Legerbestuur ter omwerking teruggezonden. In 1857 kwam het tweede
ontwerp, waarbij de Luitenant-Kolonel Kroesen o. m. aanteekende,
dat van December 1854 tot Maart 1856 niets was verricht om tot
een behoorlijk, zuinig en regelmatig beheer te geraken. Daaraan
was het toe te schrijven, dat de pikolpaarden in den ellendigsten
toestand verkeerden. De -Legercommandant achtte het evenwel nog
niet geraden om het tweede ontwerp door de Kegeering te laten
arresteeren, omdat:
1. de quaestie der pikolpaarden nog geene voldoende stabiliteit
had verkregen; en
2. toen ook zoude worden overgegaan tot het oprichten van
veestapels van runderen;
waardoor het te voorzien was, dat het reglement, gearresteerd
zijnde, telkens aanleiding zoude geven tot het bemoeilijken van het
Gouvernement met voorstellen tot wijziging of aanvulling. De mili
taire commandant der Westerafdeeling van Borneo bleef echter
vrij, zonder nadere goedkeuring, zoodanige wijzigingen in het regle
ment te brengen, als hij dienstig mocht achten, met dien verstande
evenwel, dat de wijzigingen niet tot vermeerdering van uitgaven zou
den voeren. In het begin van 1858 werden 50 pikolpaarden van
Java aangevraagd. Alvorens aan dat verzoek gevolg te geven, wenschte
de Legercommandant een duidelijk, beknopt en nauwkeurig verslag,
waarin de noodzakelijkheid der» bestendiging van dit transportmiddel
werd aangetoond. Uit dat rapport bleek, dat er van af het tweede
kwartaal van 1855 tot het tweede kwartaal van 1856 waren aan
gebracht 373 pikolpaarden, waarvan er in Februari 1859 nog 49
benevens 12 veulens aanwezig waren. Yan Java waren echter niet
373, maar 513 paarden gezonden, zonder de kosten van debarlcement