645 Ik kan ter ontzenuwing van de beweringdat een militair wetboek van strafregt verband moet houden met een gemeen wetboek van dien aard verder verwijzen naar buitenlandsche wetgevingen. In het Fransche mi litaire wetboek van 1857 wordt hoegenaamd niet verwezen naar het civile wetboek. In het Duitsche van 1872 heeft verwijzing naar het civile strafregt uitsluitend plaats ter zake van eenige artikelen, die handelen over verraadartikelen die in een militair wetboek even goed eeno plaats kunnen vinden, onafhankelijk van hetgeen men in het civile stiafiegt daaromtrent zou wenschen te bepalen. Ik meen daarmede geenszins, dat die artikelen dezelfde kunnen zijn, welke in het burgerlijke wetboek wor den opgenomen, maar dat die bepalingen even goed ook gebragt kunneu worden in het militaire wetboek. Ten derde wijs ik op het Belgische militaire wetboek van 1870. Daarin wordt meermalen naar het burger lijke strafregt verwezenmaar niet omdat de vervaardiging van het mi litaire wetboek onmogelijk was zonder het burgerlijke, maar omdat het burgerlijke wetboek nu eens bestaandehet gemakkelijk was er, zoo dik wijls dit pas gaf, naar te verwijzen. Men had even goed de bepalingen zelvewaarnaar nu enkel verwezen "wordtin het militaire wetboek kun nen opnemen. Ik meen dus grond te hebben voor de bewering, dat een strafwetboek, en zeer zeker dat gedeelte waarin de misdrijven en de daar op vallende straffen worden omschreven, geheel onafhankelijk van het burgerlijk wetboek tot stand kan worden gebragt. Een ander motief om de volledige herziening onzer militaire strafwet ten niet ter hand te nemenzoekt men in de bezwaren, waarop men bij dezen-arbeid stuit. Ik geef gaarne toe, dat de zamenstelling van een militair strafwetboek geene gemakkelijke taak is. Wij weten hoe het mot de pogingen tot herziening tot dusverre bij ons te lande is gegaandie geschiedenis levert geen bemoedigende leering' opmaar wanneer eene taak moeijelijk isvraag ikis dit dan eene reden haar niet te doen wanneer een ieder toegeeft, dat het hoog uoodig is haar wel uit te voeren Men moet dan trachten de bezwaren te overwinnen, en ik meen dat, nu vroegere ervaring menige klip heeft leeren kennenwaarop stranden mo gelijk is, juist de lijdensgeschiedenis der herziening van onze militaire strafwetboeken, gepaard aan de goede voorbeelden, die ons in den laatsten tijd- uit het buitenland zijn geschonken, oorzaak moeten zijn, dat men ook thans bij ons met moer zekerheid den regten weg zal kunnen inslaan. Gaarne zoude ik van de Regering vernemen, hoe zij denkt over de ver betering van het wetboek regelende de regtspleging bij de landmagt. Moet die verbetering wachten op die van het crimineel wetboek? Dikwijls

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 570