.647
militaire regtspleging moest voorafgaan, omdat daarin op dit oogenljhk
alle waarborgen voor eene goede regtsbedeeling worden gemist; en inde
tweede plaats dat, afgescheiden daarvan, eene partiele herziening niet
wenschelijk, zelfs niet aannemelijk is, omdat zij doelloos is, wijl daardoor
de herziening van het geheele Criminele Wetboek op den achtergrond
wordt geschoven, een wetboek, dat vicieus en in geen enkel opzigt - om
de woorden van den geachten vorigen spreker te bezigen voldoet aan
de matigste eischen.
Ik veroorloof mij kortelijk de redenen te ontwikkelen, die mij, ook na
het antwoord der Regering, nopen mijne stem aan dit wetsontwerp te
onthouden.
Het wetsontwerp is niet van jonge dagteekeningm 1869, toen ik lid
dezer Kamer werd, werd het mij ter hand gesteld, vergezeld van eene
Memorie van Toelichting, door ons geacht medelid Wintgens onderteekend.
Of er vóór dien tijd nog een wetsontwerp was ingediend, weet ik niet.
Dat wetsontwerp heeft echter niet de eer gehad van eene behandeling m
de afdeelingen, tengevolge van de verwisseling van Ministerie. Toen is
het opgenomen door den opvolgenden Minister, den heer van Lilaarmaar
ook toen zijn er wel een Voorloopig Verslag en eene Memorie van Beant
woording gevolgd, maar is het wetsontwerp niet in openbare zitting be
handeld ^geworden. Het werd in het volgende zittingjaar door denzelfdeu
Minister weder ingediendop nieuw kwam er een Voorloopig Verslag en
eene Memorie van Beantwoording, maar ook het aftreden van dien Minister
belette de behandeling in openbare zitting.
In 1877 nu heeft Minister van Lijnden dat stuk uit het stof van zijn De
partement, waaronder het was begraven, opgehaald, het netjes afgeveegd,
en met eene nieuwe voorrede bij de Kamer ingediend, welke ongeveer
hetzelfde in hield, wat de vroegere Memorie van Toelichting bevatte.
Reeds in 1879 werd door den toenmaligen Minister erkend, dat het
Crimineel 'Wetboek Vicieus was, en dat voor de noodzakelijkheid eener
al geheele herziening inderdaad geen betoog behoefde te worden geleverd
te worden.
Maar de reden, waarom toen eene algeheele herziening moeijelijk ter
hand genomen kon worden, was, dat het zich moest aansluiten bij eene
verbetering en herziening van den Code-Pénal. Er was toen in de verste
verte geen vooruitzigt dat dit in langen tijd tot stand zou komen. Dat was
toen een zeer goed argument.
Toen de Minister van Lynden de Memorie van Toelichting schreef voor
zijn ontwerp,- was reeds het verslag en het ontwerp der commissie tot