649 zal door de aanneming van dit wetsontwerp niets verder tot stand worden gebragter zal van eene herziening van het ergerlijke, vicieuse wetboek geen sprake meer zijn. Ik heb de eer den Minister van Justitie goed te kennen, en ik ver trouw op zijne woorden. Wanneer hij dus tegen mij zegt: ik beloof U dat ik de hand aan het werk zal slaan, zoodra het Wetboek van Strafregt zal veranderd zijn, dan geloof ik hem. Slechts één ding verlies ik daarbij niet uit het oog en de Minister zal mij dit niet ten kwade duiden het ministerieel leven is kort. Het eerste stadium is wij leden der Kamer hebben dit al zoo dikwijls ondervonden dat de Minister zal onderzoeken; het tweede stadium is, dat de wet in bewerking is, en in het derde stadium treedt de Minister af. Men beroept zich op België. Ja, daar heeft men in 1830 besloten om het Crimineel Wetboek te herzien, en aan dat besluit is uitvoering ge geven in 1870, dus 40 jaren later. Maar wij hebben al 66 jaren laten voorbijgaan voor wij iets deden. De militaire wetboeken waren provisioneel, en te regt hoor ik daar zeggen een provisorium duurt altijd lang. Maar wat zeer merkwaardig is, is het geen ik ontleen aan eene belangrijke verhandeling in de Vereeniging tot beoefening der krijgswetenschappen, gehouden door den heer van der Hoeven thans hoogleeraar te Leiden. Van hem heb ik namelijk vernomen, dat in de voorrede van het werk van Hamelsveld „Verzameling van wetten van het Koningrijk der Nederlandenstaat te lezendat hij de straf wetboeken er maar niet in opnemen zal. „Die overname van iets, dat op het punt staat afgeschaft te worden, zou tot niets anders strekken dan om den lezer noodeloos zwaardere kosten te veroorzaken, iets dat minder aangenaam is." Hij zou dus de nieuwe redactie afwachten. Dat was in 1830 en thans schrijven wij 1879. Maar ook in 1815, 1836 en 1839 heeft men pogingen aangewend en de zaak in handen van commissiën gesteld. Men weet echter hoe in 't algemeen commissiën arbeiden. Eene gunstige uitzondering mag ik wel zeggen maakte de commissie voor bet strafwetboek. Ik zie daarom gevaar in partiele herziening, want daarbij zal men zich beperken tot het allernoodzakelijkste- en een algeheele herzieniug wordt alsdan op den achtergrond geschoven. Maar, zegt de Regering, als men niet alles krijgen kan wat men zou wenschen, dan is het toch verstandig om te nemen wat men krijgen kan. Ik ben niet tegen partiele verbeteringen als er hier en daar in eene wet leemten zijn, doch als eene wet vicieus is van het begin tot het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 574