655 en is zij althans geen louter pretext meer. Daarom wil ik water in mijn wijn doen en eene concessie doen aan de Regering. Ik wil mij bij deze partiele herziening nederleggen, maar onder óéne conditie. Ik verlang van de Regering de verzekering te ontvangen, dat de bewerking van nieuwe militaire strafwetboeken niet zal wachten op de invoering van het burgerlijk strafwetboek; dat onmiddellijk do hand zal worden geslagen aan de zamenstelling van nieuwe wetboeken voor leger en marine, ten einde zij gereed zijn, om gelijktijdig met het nieuwe nationale strafwetboek te kunnen worden ingevoerd. Dit is volkomen mogelijk, mits men zich voor de zamenstelling der militaire wetboeken op een juist standpunt plaatst. En dat standpunt is, gelijk de geachte spreker uit Arnhem reeds met helderheid aantoonde, dat een militair strafwetboek uitsluitend moet betreffen zuiver militaire delicten, maar zich overigens, zoowel ten aanzien van de algemeene beginselen als van de bestraffing der commune delicten, eenvoudig moet aansluiten aan het burgerlijk wetboek. Zóó opgevat, is een nieuw militair strafwetboek niet alleen rationeel, maar ook eenvoudig. Op dit standpunt heeft men zich in België geplaatst. Daar bestaat sedert 1870 een militair strafwetboek. Uit hocvele artikelen meent de Kamer wel, dat dat strafwetboek bestaat? Riet uit 530 artikelen, zoo als het ontwerp van ons nieuw Strafwetboek. Uit niet meer dan 62 artikelen. Geen wonder; het bevat uitsluitend bepalingen, zuiver militaire straffen en zuiver militaire delicten betreffende. Yoor de algemeene beginselen van strafregt en de commune delicten wordt verwezen naar de burgerlijke strafwetgeving. Ik wil dus de Regering diligent verklaren, maar onder de conditie dat, althans voor zooveel van haar afhangt, aan de herziening der militaire strafwetgeving die rigting zal worden gegeven, dat met de invoering van het nieuwe burgerlijk strafwetboek gelijktijdig nieuwe strafwetboeken voor leger en vloot zullen kunnen worden in werking gebragt. Ik stap hiermede van het onderwerp der strafwetgeving af, om nog iets te zeggen over de militaire straf'regtspleging. In het Yoorloogpig Yerslag wordt in het breede geredeneerd over de vraag, of herziening der militaire strafregtspleging niet urgenter is dan die der straf'wetgeving. Ik wil daarover niet twisten. De militaire straf- i'egtspleging is even slecht als de militaire strafwetgeving. En waar men te doen heeft met twee slechte wetgevingen, die verbetering behoeven, is het moeijelijk te zeggen welke verbetering de meest urgente is. Beide zijn even urgent. Maar hier althans kan de exceptie niet gelden, dat men wachten moet op het nieuwe strafwetboek. Hier behoeft op niets

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 580