- 657
gepleegde misdrijven in alle instantiën (behalve wel te verstaan in cassatie)
door een gemend collegie, bestaande uit burgerlijke en militaire regters
op den voet van de zamenstelling van het Hoog Militair Geregtshof, met
het gewoon openbaar ministerie in plaats van de auditeurs. Men zou
dan een dubbelen waarborg hebben èn voor het militair belang èn voor
den eisch van regts- en wetskennis.
Hoe is het met dien eisch van regts- en wetskennis nu gesteld Ik
moet mij daaromtrent enkele vragen veroorloven aan de Ministers van
Oorlog en van Marine, waarvan de beantwoording mij zeer aangenaam
zal zijn.
Waar doen de toekomstige officieren van leger en vloot de kennis op
van militaire strafwetgeving en strafregtspleging en van de burgerlijke
strafwetgeving, tot welker toepassing ook toch de militaire regter geroepen
wordt? Behoort het onderwijs in die vakken tot het onderwijs aan de
Militaire Akademie Zoo ja, wie onderwijst daar die vakken "Ik moet
toch aannemen dat, zoo dit onderwijs aan de Militaire Akademie wordt
gegeven, dit geschiedt door een bevoegde, door een regtsgeleerde, door
iemand die de wetten kent.
Maar nu wat de Marine betreft. Yergis ik mij niet, dan genieten de
adelborsten een zoogenaamd onderwijs in de bedoelde vakken van een
officier van administratie. Maar hoe komt deze aan de kennis van het
geen hij in dat opzigt onderwijzen moet? Worden de officieren van ad
ministratie niet benoemd uit de scheepsklerken? Maar hoe en door wie
worden dan deze scheepsklerken ingewijd in het militair strafregt, en ook
in het burgerlijke, voor zoo verre de toepassing daarvan bij den zeekrijgs
raad kan te pas komen? Ontvangen zij dat onderwijs van een officier
van administratie? Maar dan draait immer dat onderwijs èn voor adel
borsten èn voor scheepsklerken in den meest vicieusen cirkel rond, dien
men zich denken kan.
Het kan zijn, dat mijne onbekendheid met de zaken der Marine mjj hier
beweringen doet voeren, die onjuist zijn. In dat geval zal het mij aan
genaam zijn, door den Minister van Marine te worden teregt^ gewezen.
Maar zoo als ik mij de zaak tot hiertoe voorstel, geldt het hier een on
derwijs, gegeven door personen, die hetgeen zij onderwijzen moeten zelve
niet kennen, omdat zij het geleerd hebben van personen, die het ook niet
kenden. En nu lette men daarbij nog hierop, dat de officier van ad
ministratie bij de Marine als ambtenaar van het openbaar ministerie, als
fiscaal bij de zeekrijgsraden fungeert. Dus personen, die geen voldoenden
waarborg opleveren, dat zij kennis bezitten van het materieel en formeel
36