659 niet in alle opzichten warendes officiers supérieursmaar integendeel soldaten van beroep, voor wie de pen bijzaak, bet zwaard daarentegen hoofdzaak was. De geschiedenis is daar, om te bewijzen, dat die „mannen van het zwaard" waren kranige soldaten; dat zij grootsche daden verrichtten, ook al was de papierwinkel niet altijd in volmaakte orde. Toen was dit laatste van minder belang; thans echter brengt men het in Indië zelden tot do hoogste rangen, indien men het administratieve gedeelte van zijne verplichtingen als bijzaak beschouwt. Geen perkara's, geen administratieve bemerkingen, geen soesah veroorzaken aan hoogere autoriteiten zijn zaken, waarnaar velen streven, om in de Oost carrière te maken en met een redelijk pensioen te repatrieeren. Vooral die perkara's zijn schrikbeelden. En onder die perkara's nemen de reclames over op gelegde stralfen eene voorname plaats in. Het is treurig maar waar, dat menig chef huiverig is om die straf op te leggen, welke volgens zijn innige overtuiging ten volle verdiend zou zijn, alléén doordat hij vreest voor reclames. Die reclames over opgelegde straffen, waarvan men bij het leger in Nederland nooit of althans slechts hoogst zelden hoort, kwamen bij het Indische leger vroeger ook niet zoo veelvuldig voor; ze zijn eene uitvin ding van de laatste 20 jaren; ze zijn, zooals men wel eens hoort beweren, een uitvloeisel van „den geest des tijds". Menigeen reclameert, zoo niet over de straf zelve, dan toch over de omschrijvende reden, alléén uit zucht tot reclameeren. Hij denkt: al zullen krijgsraad of Hof mijne straf zelve ook verdiend achten, allicht zal de redendan wel een of meer woorden ervan, door de eene of andere spitsvondigheid blijken voor verbetering vatbaar te zijn; straf wegens oneerbiedigheid bekom ik dan niet. Bij velen is het reclameeren eene soort van ziekte; bij anderen is het blijkbare, doch zoo zorgvuldig mogelijk verborgen doelden chef onaangenaamheden te bezorgenhem, zooals men het uitdrukt, een koopje te leveren. Menig voorbeeld kan ieder officier aanhalen, ten bewijze dat een en ander juist is. Intusschen moet worden erkend, dat de sedert 1874 ingevoerde voor schriften eene aanmerkelijke vermindering in het aantal reclame-zaken hebben gebracht. De zoogenaamde „kunstreisjes" toch, welke vóór dat tijdstip zoo menigvuldig en liefst voor Gouvernements-rekening werden gemaakt, blijven thans achterwege. Een soldaat van bijv. Ternate die, zooals is voorgekomen, voor eene straf van slechts twee dagen kwartier arrest het onderzoek door eenen krijgsraad verzocht, mist thans het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 584