660 Op welken Met welke - datum Door wien. straf en voor Om welke reden. gestraft. hoe lang. genoegen, om kennis te maken met Insulinde's hoofdplaats, den zetel van het Hoog-Militair-Gterechtshof. De militaire rechter zegt thans, dat hij zal oordeelen sur voics, doch sans mus. Maar, om terug te keeren tot ons uitgangspuntdronkenschap en plicht verzuim kwamen in den „goeden ouden tijd" niet zelden voor; de chefs, althans de korps-commandanten, gaven zich weinig moeite, om de taal zuiver te schrijven. Integendeel, zij zegevierden dikwijls meesterlijk, niet alleen over den vijand, maar ook over de taalregels. En, doordat reclames over straffen zoo goed als onbekend waren, behoefden zij niet als thans helaas! het geval is ieder woord met een goudschaaltje te wegen, maar schreven zij de feiten op, zóó als ze waren voorgevallen. Ten bewijze van een en ander moge het volgende strekken, dat ik indertijd, alvorens het ten vure te doemen, als curiositeit heb doen afschrijven. Ik was n. 1., een tiental jaren geleden, lid eener commissie tot vernietiging van archiefstukken, welke, als zoovele anderen, zeer door „vochtigheid en witte mieren" hadden geleden. Bij die gelegenheid kwamen mij oude strafregisters in handen, waarin ik het volgende aantrof. De namen doen ter zake niets af, al behooren ook de delin quenten tot de geschiedenis. Maar de strafredenen zijn, ook wat do leesteekens betreft, letterlijk geeopieerd. 1839. 13 Novemb. 15 Decemb. Luit. B. Ie Luitenant der Infanterie A. Kol Majoor C. Veertien da gen provoost. Veertien da gen streng ar rest zonder ac ces. Verregaande dronkenschap op marsch en schandelijk gedrag- bij zijne komst te en, vertrek van het fort de Koek, waarbij is op te merken dat hij slechts momentaneel uit het hem 2 dagen te voren opgelegd streng arrest was ontslagen, ten einde hetzelve na de komst te Paija- Combo te hernemen. Zijnde aan hem opgedragen om een detachement uit de Bovenlanden te begeleiden naar Padang, en nadat hij was aan gekomen werd mij door den

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 585