- 47
later blijken zal de Generaal Van Swieten die verhouding als 1 4
aanneemt, (arme paarden!) waardoor oversclioone resultaten, in het
voordeel van de pikolpaarden, verkregen worden. De uitgaven ten
behoeve van de pikolpaarden ter Westerafdeeling van Borneo bedroe
gen over 1859 zonder de kosten voor de dwangarbeiders in aan
merking te nemen 1583,44; derhalve is met slechts 40
pikolpaarden in één jaar 500 gewonnen. Deze som in mindering
gebracht van de 2800, welke vroeger voor 40 paarden ad 70
per stuk zijn uitgegeven, dan blijkt hieruit, dat na verloop van 6 jaren
de paarden zich zelven zouden betaald hebben. Yooral moet bij dit
gunstig resultaat op het geringe aantal paarden worden gelet. Immers,
hoe grooter het aantal paarden is, hoe meer gelden zullen worden
bespaard, omdat de uitgaven voor het onderhoud van een grooter
getal paarden niet belangrijk toenemen, daar de toelagen aan op
zichters, de administratiekosten, de uitgaven voor de verlichting der
stallen, enz. het zelfde blijven. De levering der boven bedoelde 60
pikolpaarden was intusschen zeer ongunstig voor de aannemers afge-
loopen. Yan de 60 van Batavia verzonden paarden kwamen er
slechts 13 te Pontianak aan! Yan die 13 werden er slechts 6
goedgekeurd! Zoo als toen beweerd werd, had men dat resultaat
kunnen voorzien. Ten gevolge van bijzondere omstandigheden had
den de aannemers de paarden in den westmoeson moeten verzenden.
Minder gunstig was ook de toestand der pikolpaarden over 1860.
Een nadeelig saldo van f 1000 werd geconstateerd, hetgeen men
toeschreef aan het bedrag der voor de voeding en sirihgelden van
de bij het transportpark ter Westerafdecline/ van Borneo gebezigde
dwangarbeiders in uitgaaf gestelde gelden. "Wel is waar moeten deze
ten laste komen van het civiel bestuur, maar toen heette het, dat
zij om bij de berekening van kosten tot een juist resultaat te ko
men niet uit het oog mochten verloren wordenDe sterfte was
over 1860 belangrijk; incn verloor 21 paarden en 5 veulens, zoodat
de sterkte op het einde van dat jaar 82 paarden en 20 veulens
bleef. Ten einde het transportpark te kunnen behouden, werd voor
1861 wederom een aanvoer van 60 paarden noodig geoordeeld. De
gevraagde paarden werden ad f 150 het stuk verzonden, maar bij
den Legercommandant rees de vraag of het niet mogelijk was om