671 in het werkzame vuur gebracht zijn, verzamelt, op nieuw verspreidt en weer verzamelt, als waren het looden soldaatjes uit eene speelgoeddoos. Voor den bataljons-commandant, die niet op de hoogte is van de nieu were gevechtstactiek, zou dit werkje eene gevaarlijke handleiding kunnen worden. Hij, die niet in staat is over de tactische waarde dezer voor beelden een oordeel te vellen, zal ze onvoorwaardelijk willen navolgen. Van zulk een aanvoerder kan men dus verwachten vóór den aanvang der oefening te hooren„Mijnheeren, we zullen vandaag het N'10 voorbeeld „nemen." Wee nu den onderbevelhebber, die ook maar in het geringste van dat voorbeeld in zijne acht of negen tijdperken afwijkt; hij zou de geheele combinatie in de war sturen en stellig als „ongeschikt" gesigna leerd worden. Te vergeefs zou hij zich beroepen op de uitspraak van den generaal Von Verdij du Vernois: „dat elk commandeerende het recht heeft, de hem opgedragen taak naar zijn eigen denkbeeld uit te voeren, mits hij geen fouten bega, die het bereiken van het doel twijfelachtig zouden maken die taak laat zich dikwerf op verschillende wijzen vervullen; elk kiest de wijze, die het meest met zijn karakter en zijne opleiding overeenkomt." Mogen nu ook al de tactische overwegingen, die aan elk voorbeeld voor afgaan, door Spectator worden geprezen, en met rechtalleen daarom behoeft men zich dit werk niet aan te schaffen, want zulke grondregels zijn in eiken tactischen leercursus te vinden. De uitvoering dezer voorbeelden wordt ondersteld op het gewone exer citieterrein te geschieden. Doch in onze Tirailleurschool wordt nadruk kelijk voorgeschreven, dat nimmer exercitie- of paradeplaatsen mogen ge bezigd worden, wanneer van ander terrein in de nabijheid kan worden gebruik gemaakt. Wie het in Indië ernstig meent met de oefening van zijn troep, weet dan ook zeer goed, dat andere terrein op te sporen en te benuttigen, doch stoort zich daarbij niet aan recepten voor een gevecht. Al nemen wij gaarne van Spectator aan, dat de uitvoering dezer tacti sche voorbeelden met blokjes op de kaart mogelijk is, wij zien er weinig nut in, en gelooven niet, dat op die wijze tactici kunnen gevormd wor- dan. Dit laatste kan alleen geschieden door het bestudeeren der Indische krijgsgeschiedenis, daaruit voorbeelden te putten en in denzelfden geest onderstellingen te ontwerpen en uit te voeren, hetzij op de kaart, hetzij op het terrein. Te betreuren is het daarom, dat nog vele bronnen voor die krijgsgeschiedenis in de archieven sluimeren. Wie zal hen eens tot nutaanbrengend leven opwekken? H. H. Rink. Maart 1882.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 596