675 Voor alle overige vergrijpen is de oplegging der straf van rotting slagen verboden, zoolang zij die, vermeld onder lett. d van artikel 52, niet hebben ondergaan. Hoe de straf van eenzame opsluiting moet worden ondergaan, is in artikel 33 van gezegd reglement duidelijk omschreven. Niet alzoo wat betreft de straf van rottingslagen. Omtrent de wijze van toediening bevat het reglement geen enkel woord. Staatsblad 1866, art. 2, zal dus nog wel tot richtsnoer moeten dienen. D.it wil zeggenhij, die de straf laat uitvoeren, moet beoordeelen, of de slagen voor de gezondheid van den patient schadelijk kunnen werken, en is bevoegd en zelfs verplicht, mocht dat het geval zijn, de strafoefening te doen ophouden. Is 't ernst of kortswijl? Daar sta ik als leek, zonder eenige kennis van 't menschelijk lichaam, zonder in staat te zijn, om te onderzoeken of de patient ook aan de eene of andere kwaal lijdt, dan wel een lichaamsgebrek heeft, dat de toepassing der straf van rottingslagen gevaarlijk kan maken, en aan mijne meening is de beslissing omtrent den invloed, dien de straf op den gezondheidstoestand vau den veroordeelde kan uitoefenen, overgelaten. Ben ik wat teergevoelig, dan laat ik de strafoefening na weinige slagen ophouden, en ze wordt een kinderspel. Ben ik daarentegen wat hardvochtig, dan zie ik niet in, dat twintig rottingslagen kunnen schaden, zoodat niets mij weerhoudt, steeds het volle getal van 20 slagen te laten geven, dit in de vaste overtuiging, dat mijn plicht vordert, dat ik zóó en niet anders zal handelen. In het eerste geval ondermijn ik de discipline; in 't tweede kun nen de gevolgen treurig zijn. 't Laatste vooral, wanneer onder de veroordeelden beri-beri veelvuldig voorkomt, dientengevolge mag ge dacht worden aan vrij algemeene kwaadsappigheid, en wellicht daar door, anders niet veel beteekenende wonden, vatbaarheid hebben om gangreneus. te worden. Aan wien de schuld Niet aan hem, die de opgelegde straf ten zijnen overstaan moet doen ten uitvoer leggen. Waarom, toen de behandeling der dwangarbeiders te Afjeli op

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 600