677 voor niet langer dan één jaar, hunne straffen ter plaatse hunner veroordeeling zullen ondergaan? Hoe konden, wat betreft de naar Atjeh gedetacheerden, de bestaande voorschriften omtrent de behan deling der gestraften naar behooren worden opgevolgd? Was de handhaving der ondervolgende bepalingen daar niet zoo goed als onmogelijk? lc. dat veroordeelden in den ketting die te Atjehonder den gene raal Peldoor het afnemen van den ijzeren halsband, van het ken- teeken, dat hen van andere veroordeelden onderscheidde, ontdaan waren, ten strengste zullen worden afgezonderd van alle andere gevangenen; (1) 2e. dat veroordeelden in den ketting den zwaarsteu arbeid zullen verrichten, terwijl de aard van het werk medebracht, dat het zoogoed als onmogelijk moest zijn, het meerendeel der tot eenvoudigen dwang arbeid veroordeelden op eene andere wijze als de zwaar gestraften te werk te stellen 3e. dat alleen in buitengewone onstandigheden van de vastgestelde werkuren mag worden afgeweken, terwijl 't geen in dat voorschrift met buitengewone omstandigheden bedoeld wordt, te Atjeh als 't ware de gewone toestand was; 4e. dat 't werk zal worden opgedragen naar leeftijd, kracht en geschiktheid, terwijl pikollen de hoofdzaak was, en zeer stellig niet alle veroordeelden vroeger het beroep van lastdrager uitoefenden 5e. dat veroordeelden buiten den ketting zich uit eigen fondsen, dan wel die hunner verwanten of vrienden, betere kleeding, voedsel enz. mogen aanschaffen. Was de regeling van het postwezen zóó goed, dat zelfs aangeteekende brieven aan dwangarbeiders terecht kwamen Waarom werd te Atjeh, in strijd met het reglement van orde en tucht, niet gestraft door 't hoofd van plaatselijk bestuur, maar dooi den beheerder? (1) Zelfs politioneel veroordeelde Atjehers ondergingen hunne straf in 't dwangar beiders-kwartier, waar zij, uit den aard der zaak, in geval van vergrijp tegen de orde en tucht, aan gelijke straffen als de andere veroordeelden, dus ook aan rottan- slagen en het aan een ijzeren ketting voortslepen van een zwaren kogel onderworpen waren. Wat moet dat een gunstigen indruk gemaakt hebben op de onderworpen bevolking.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 602