678
"Werd de verantwoordelijkheid van den laatsten daardoor niet noo-
deloos verzwaard Eindelijk, waarom werd te Atjeh eene straf op
gelegd, niet bekend in het „Reglement van orde en tucht onder de ge-
„va igenen in Ne lerlandseh-Indië en tot regeling van hnnnen arbeid",
maar ovetgenomen uit dat. voor het militair huis van arrest, name
lijk het dragen of voortslepen van een zwaren ijzeren kogel? Zou
het niet redelijker zijn geweest, wanneer bij wijze van tegemoetko
ming voor 't. geen te Atjeh meer dan elders geleden is, de voorschrif
ten van 't laatste reglement in vrijgevigen zin waren gewijzigd, in
stede van verzwaard?
Het tegenovergestelde is gebeurd; maar nu gaat het niet aan, onder
geschikte personen de gevolgen te doen di agenvan 't geen door
hoogere autoriteiten werd verzuimd, door de vingers gezien of bevolen.
Met X. ben ik het overigens eens, dat dwangarbeiders te velde
een voor het transportwezen onschatbaar element vertegenwoordigen.
Maar hunne aanwending moet wettig zijn, en ik zie niet in, dat
dit kan, zonder hunne eigene toestemming.
Mij dunkt, dat die in voldoende mate zou kunnen verkregen wor
denwanneer reeds in vredestijd, onder de veroordeelden, vrijwilli
gers gevraagd werden, om te dienen bij op te richten en onder mi
litair beheer staande lastdragers-korpsen, en zulks vooral, wanneer
hun die wenschen toe te treden, wat betere voeding en kleeding,
eene iets hoogete toelage, en, in geval van verwonding in dienst of
voor den vijand, ook aanspraak op onderstand verzekerd werd. De
rottingstraf zou voor die afdeelmgen moeten behouden worden. Maai
bij eene iudeeling in compagniën enz., zooals ook X. die wil,
waardoor een behoorlijk toezicht zou kunnen worden uitgeoefendge
loof ik niet, dat ze erg noodig zou zijn. Ik zie niet in dat de dwang
arbeider, wanneer gestreefd wordt naar 't voorkomen van overtre
dingen,'t geen geheel iets anders is als die, welke ziju bedreven
ter bestraffing te rapporteeren, zooveel moeielijker zou te regeeren
zijn dan de Inlandsche soldaat. Immers behoort ook hij niet tot de
keur der Inlandsche bevolking.
Twee jaren lang was ik militair commandant en civiel gezaghebber
ter Westkust van Borneo. In beide betrekkingen stonden dwangar
beiders ter mijner beschikking, en ik heb er nooit last van gehad-