079
Arbeid uitgezonderdwas hunne behandeling niet anders als die van
den Inlandschen soldaat.
Op den len December 1865 werd ik, door het plotseling afsterven
van den magazijnmeester der genie te Willem Igedurende een drie
tal maanden belast met de administratie der daar bij de genie ten-
arbeid gestelde dwangarbeiders.
Van straffen (zij werden opgelegd door het civiel bestuur) vernam
ik weinig. De voeding, dit bleek mij reeds den eersten dag, was
uitmuntend. De kosten van onderhoud en kleedingdie van ver
pleging wegens ziekte niet medegerekend, waren 41 i, cent per dag.
Wanneer ik mij wel herinner, bleek mij bij het opmaken van 't
verslag over 1865, dat de sterfte over dat jaar (cholera) ruim 10 per
cent had bedragen. Ik vond dat zeer hoog en zocht de oorzaak hoofd
zakelijk in het verlies der vrijheid met de daaraan verbonden gevolgen.
Wat later werden, eerst bij een officier in mijne buurt, later bij
mij, diefstallen gepleegd. Ik herinner mij nog de verontwaardiging-
van den braven overste Maurenbrechertoen ik mij liet ontvalleu
dat bewoners van het slechts weinige honderden passen verwijderde
dwangarbeiders-kwartier de daders zouden zijn geweest.
Dat ik mij vergist had, bleek werkelijk. Onder de dieven was
wel een ontslagen dwangarbeider, maar geen, die zijn straf nog on
derging.
Op bladz. 55 van den overdruk van mijn „Antwoord aan den
„schrijver der herinneringen aan Atjeh"Samarcmgcle Groot Kolfj
Co. 1875, leest men:
„En wanneer men nu nagaat, met welke onverschilligheid bij 't
„beschikbaar stellen der dwangarbeiders is tewerk gegaan, valt 't
„zeer te betwijfelen of men zich thans veel moeite zal geven de be
hangen dier ongelukkigen te behartigen".
Dat mijn toen geopperde twijfel gegrond was, wordt gestaafd dooi
de sterftecijfers onder de veroordeelden te Atjeh.
Dat hun lot in den laatsten tijd wat meer de aandacht getrokken
heeft dan vroeger, zal wel grootendeels moeten worden toegeschreven
aan de personen-quaesties, die in het spel kwamen.
Naar aanleiding van 't geen ik, in laatstgenoemd opstel, mede
deelde over 't lot van dwangarbeiders en koelies bij vroeger expe-