i% 15%
HET INSCHIETEN DER ARTILLERIE TE VELDE.
Naar aanleiding van het onder bovenstaanden titel in N° 2 van
het I. M. T. van 1882 voorkomend opstel van den kapitein W.
Boefjeveroorloven wij ons, eenige beschouwingen in het midden te
brengen, teneinde sommige punten, waaromtrent wij het met dien
schrijver niet eens zijn, nader toe te lichten; in de hoop, ook van
onzen kant, door de bespreking van zulk een belangrijk gedeelte der
ariillerie-tactiek, iets bij te dragen tot bevordering der goede zaak.
In de veronderstelling dat de wijze, waarop tegenwoordig algemeen
de trefkans wordt gemeten en uitgedrukt, bekend is (1) wordt op
blzd. 195 (I. M. T. 1882. N° 2) de volgende verklaring gegeven
van de wijze, waarop men aan de getallen, voorkomende in de kolom
T van het op blzd. 194 aangegeven uittreksel van de spreidingsschaal,
in gebruik bij het Ned. kanon van 8 c. M. A., gekomen is.
Fig. 1.
p ou o a n
-ADM u
50% r 50%
Nvi v
85%
Zij A het doel, B het gemiddeld trefpuntdat, blijkens de uitkomst
der schoten, vóór het doel ligt, C en D de punten, die de grenzen der
50°/0 spreiding ten opzichte van het gemiddeld trefpunt aangeven,
dan is BC BD 27 M., als zijnde de 50°/o lengtespreiding voor
den onderwerpelijken vuurmond op 2000 M., de dichtstbij zijnde in de
tabel. Blijkens de veronderstelling bevat de strook AB 35%, doch
A
V
(1) Het komt ons niet overbodig voor, behalve naar de Xllde Afl. v/h Handboek
voor art. officieren van Seijffardt en Van Peschter zake nog te verwijzen naar de
„Handleiding tot de kennis der artillerie voor de cadetten van dat wapen, Afdeeling
„tactiek, door A. L. W. Seijffardtkapt. der art. Ilfdstk. I. Het schieten." blzd. 24
daar toch vindt men een en ander o. i. wel zoo duidelijk en, wat voor een goed be
grip van gewicht is, wel zoo beknopt uiteengezet.