707
1. Of de oorlog aanvallend, dan wel bijv. tijdelijk verdedigend ge
voerd wordt, in welk laatste geval dit toch steeds met aanvallen
zal gepaard gaan.
2. Of de vijand ruiterij bezit, hoe die geoefend is en of zij gesloten
dan wel verspreid den aanval uitvoert. Hoe de vijand bewapend is en
o. Of hij ontmoedigd is, dan wel zelf meermalen aanvalt of standhoudt.
Uit het bovenstaande zal voldoende gebleken zijn, dat het niet
gemakkelijk is, om vaste gegevens te verstrekken voor den werk
kring der ruiterij en hoe omvattend onze taak zal zijn. Doch juist
het feit, dat ernstige studie noodig is, om eene goede van alle
zijden beschouwde regeling te ontwerpen, maakt die opdracht des
te eervoller en de moeite overwaardig. Tevens blijkt, hoe drin
gend behoefte bestaat aan samenwerking. Beschouwt men de
taak der Cavalerie volgens de opgegeven punten, dan zullen bij de
oplossing daarvan vele nog hangende quaestiën te voorschijn
treden en dienen ook die vereffend te worden.
Eenige laat ik hieronder volgen, om aan te tooneu, hoe groot
voorloopig het arbeidsveld voor de Cavalerie-officieren is.
Men zal dienen uit te maken
a. Wanneer het gevecht te voet zal plaats hebben, in hoeverre de
Cavaleristen te voet moeten geoefend worden en hoe dit gevecht
het beste gevoerd wordt.
Vooral tegen een Inlandschen vijand zal men voorzichtig moeten
zijn met het toepassen van den strijd te voetover het algemeen zal
men tegen hem meer succes verkrijgen met stoute ruiteraanvallen.
Alsnog dient men steeds indachtig te zijn, dat het vormen van
uitstekende infanteristen, die tevens volbloed cavalerist zijn, in
Indië tot de idealen behoort.
Slechts bij die volken zal dit gelukken, waar elk man geboren
ruiter en jager is. De ruitergeest mag door de oefeningen te
voet niet lijden.
h- Of vuren te paard met nut kan worden toegepast, dan wel niet
mag plaats vinden,
c. De noodzakelijkheid van eene andere plaatsing van de karabijn
(op den rug, als de Oostenrijkers en Russen) en van de bevestiging
van de sabel aan het zadel (als de Oostenrijkers).