726
In 't kort: door de uitgave van het Handboek bewees de Heer Van
Willes een grooten dienst aan het Leger in Nederland.
En wat is om niet verder terug te gaan dan dat tijdvak van 30 jaren
wat is, vragen wij, in Nederlandsch-Indië gedaan, om het kader in de
gelegenheid te stellen, meer volledig dan door het houden van theoriën
mogelijk is, bekend te worden en vooral bekend te blijven met zijne
verplichtingen en rechten niet alleen, maar ook met tal van voorschriften,
welke in de administratieve reglementen, in de daarbij behoorende tarieven
of in de Algemeene Orders zijn verspreid?
Het antwoord moet luiden: Zoo goed als niets.
Wel hebben La Gordt Dillié, de Gebroeders Schroder en Van Bees
werken in 't licht gegeven, die, het eene meer, het andere minder, van
nut zijn geweest voor ons Leger; maar al die schrijvers hadden meer het
oog op de officierenop de hooger intellectueel ontwikkelde mindere
militairen, dan wel op den eenvoudigen onderofficier, korporaal of soldaat.
Daarom is het den len Luitenant der Infanterie D. R. F. Van Haeften
als een verdienste aan te rekenen, dat hij de eerste is geweest, die een
ernstige poging heeft aangewend, om den minderen militair eene Hand
leidingeen Gids - of hoe men 't noemen wil te bezorgen, welke
aan de boven vermelde eischen voldoet? Neen, dat niet. Het
werk van den Heer Y. II. toch is geen „Willes."
Zoo gaarne echter hadden wij gezien, dat onze verwachting te dien
opzichte ware bevredigd; eene verwachting, die ontstond na kennisname
van de inteeken-lijst. Die lijst ziende, dachten wij: Ah! een Indische
„Willes"! Flink zoo! Wij grepen naar de pen, om dadelijk in te
tcekenen, overtuigd dat, zoo ooit, thans zou kunnen worden gezegd, dat
„in eene lang gevoelde behoefte werd voorzien."
Intusschen, al zijn wij en, zooals ons bleek, velen met ons teleurge
steld, dat ons lievelings-denkbeeld van vele jaren niet is verwezenlijkt,
toch is het ons een genoegen te kunnen constateeren, dat het werk van
den Heer V. II. bruikbaar is. Wij bezigden het reeds eenige keeren bij
de theoriën met het kader en met de fuseliers en kwamen toen tot dat
oordeel. Wij namen het later ter hand en vergeleken het hier en daar
met de reglementenen dit gaf ons aanleiding, enkele aanteekeningen te
maken, welke hieronder eene plaats zullen vinden.
De Hr. Y. II. zelf verklaart den hoofdtitel van zijn boek, door onder
dien hoofdtitel aan te geven, dat liet is eene Handleiding voor den soldaat
lot de kennis zijner dienstpligtenen tevens een Gids voor officieren
en onderofficierenbij het houden van theoriën. Bij de beoordeeling