749 te beklagen van door den Gouverneur-Generaal te zijn verloochend of gedesavoueerd. Uit dien brief zal dan" ook kunnen blijken of waarheid is, wat de ge neraal van der Ileyden zegt, dat de Gouverneur-Generaal den heer der Kin deren zoude hebben voor oogen gehouden dat, wanneer hij slaagde in zijne zending, hem een belangrijke of schoone triomf op politiek gebied wachtte. Er is bovendien iets zonderlings in het verhaal, geleverd door den generaal van der Iieyden, in verband met hetgeen wij reeds uit den brief in Het Vaderland van den heer der Kinderen zelf vernomen hebben. Allervreemdst is het en het schijnt een vloek te wezen, die op den ganschen oorlog van Atjeh rust, dat al de personen, die daarmede in betrekking zijn geweest en daarin iets hebben verrigt, onder bewering dat zij de waarheid behartigen en spreken, intusschen elkander van niets anders dan van grove onwaarheid beschuldigen. Vroeger is er op gewezen, dat men reeds 5 geschriften had, allen handelende over „de Waarheid van Atjeh," en nu weder ontvangen wij een adres van den generaal van der Heijden, die zegt niet alleen dat de heer der Kinderen liegt, dat de Luitenant-generaal van Swieten liegt, maar ook dat de Procureur-generaal onwaarheid spreekt. En hetzelfde vernemen wij uit het adres van Kauffmann. Uit het concept-request, hetwelk de heer der Kinderen de goedheid gehad heeft voor den Luitenant-generaal van der Heijden te stellen, op blz. 186 der Memorie medegedeeld, zouden wij moeten afleiden, dat twee zulke concepten bestaan. De heer der Kinderen gewaagt van een adres, dat tot opschrift heeft: „Hooggeachte vriend, hiernevens het beloofde concept." De heer van der Heijden deelt het bedoelde concept mede, maar met het opschrift: „Hooggeschatte vriend." En op drie verschil lende plaatsen wordt dat woord hooggeschatte in zijne Memorie aange troffen. Ook de punctuatie van dat. korte potloodopschrift is in het mede gedeelde door den heer der Kinderen verschillend van die in het opschrift zoo als het door den Luitenant-generaal van der Heijden wordt terugge geven. Maar dan spreekt de een ook van: „hiernevens het beloofde concept", de ander slechts van: „hiernevens het concept." Intusschen hecht ik aan de weglating van het woord beloofde hoewel ik niet ver klaren kan hoe het in het eene voorkomt en in het andere gemist wordt niet zoo groote waarde, omdat de generaal van der Heijden ook ergens in zijne Memorie (bladz. 33, regel 13 van onder) spreekt van „het con cept, dat hem door den heer der Kinderen was toegezegd," en op eene andere plaats opmerkt, dat, wat beloofd is daarom nog niet is gevraagd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 674